Tijdelijke toelating veelbelovende innovaties tot het zorgverzekeringspakket

De Voorzitter van de Tweede Kamer
der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA DEN HAAG

DZ-CB-U-2807949

13 november 2007

1. Inleiding

Met de brief van 18 oktober 2007, kenmerk 07-VWS-B-086, heeft de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport mij verzocht, de Kamer vóór de begrotingsbehandeling te informeren over de uitvoering van de motie-Schippers/Agema (Kamerstukken II 2006/07, 30 800, nr. 92) over de tijdelijke toelating van innovaties tot het zorgverzekeringspakket.

In deze motie verzocht de Kamer om een voorstel voor een regeling van tijdelijke toelating tot het pakket van veelbelovende innovaties onder de voorwaarde dat gedurende de periode van de tijdelijke toelating de therapeutische meerwaarde en kosteneffectiviteit van de innovatie worden aangetoond.

Ter uitvoering van de motie-Schippers/ Agema heb ik het College voor zorgverzekeringen (CVZ) en ZonMw bij brief van 8 mei 2007 gevraagd te onderzoeken of een regeling zoals in de motie wordt gevraagd mogelijk is en te komen met een gezamenlijk voorstel op basis waarvan een beslissing kan worden genomen. Ik heb u dit bij brief van 9 oktober 2007 meegedeeld. Aan het CVZ en ZonMw is gevraagd aandacht te besteden aan:

  • een heldere probleemomschrijving van de belemmeringen die er op dit moment bestaan waardoor veelbelovende innovaties moeilijk hun weg kunnen vinden naar het pakket;

  • de huidige mogelijkheid voor veelbelovende innovaties om in het pakket te komen, waaronder een beschrijving van de informatie die nodig is om een pakketbeslissing mogelijk te maken;

  • een beschrijving van een regeling als voorgesteld in de motie Schippers c.s. en mogelijk (een) andere oplossingsrichting(en) die een oplossing biedt voor het probleem;

  • de uitvoerbaarheid en beheersbaarheid hiervan, ook in juridische zin, waaronder de financiële consequenties (voor de financiering van de zorg zelf en voor de financiering van het te verrichten onderzoek) inclusief een haalbare dekking van de kosten;

  • of het zinvol en mogelijk is om tot een afbakening te komen van de innovaties die met de regeling bekostigd kunnen worden (bijvoorbeeld geneesmiddelen wel of niet, alleen medische hulpmiddelen, etc.).

Op 6 november 2007 hebben het CVZ en ZonMw het Rapport Tijdelijke toelating van veelbelovende innovaties tot het pakket aan mij aangeboden.

Dit rapport doe ik u hierbij toekomen.

2. Samenvatting van het rapport

In het rapport geven het CVZ en ZonMw een analyse van de bestaande publieke en private regelingen die innovatoren de mogelijkheid geven de veelbelovende zorginnovaties breed toe te passen.
Het CVZ en ZonMw hebben voorts geconstateerd dat een aantal innovatoren de weg in deze regelingen niet of niet goed kent. Daarom kan het gebeuren dat bepaalde veelbelovende zorginnovaties hun weg naar het pakket van de zorgverzekering of de AWBZ niet vinden. Het CVZ en ZonMw stellen daarom de instelling van een innovatieloket voor de zorg voor. Dit loket wordt dan beheerd door het CVZ (verantwoordelijk voor pakketbeheer), ZonMw (verantwoordelijk voor het stimuleren en financieren van onderzoek) en de Nederlandse Zorgautoriteit (verantwoordelijk voor het beschrijven van prestaties in het kader van de Wet marktordening gezondheidszorg en het toepassen van beleidsregels voor financiering van zorg). Met de instelling van dit gezamenlijke loket beogen het CVZ en ZonMw de introductie van een aanspreekpunt dat zorginnovatoren verwijst naar de goede regeling, zodat wordt voorkomen dat veelbelovende innovaties in een vroegtijdig stadium stranden.
In hun rapport zetten het CVZ en ZonMw tevens uiteen dat het loket ook als doel heeft ervaringen te verzamelen, om zo een bijdrage te leveren aan de kwantificering en duiding van de problemen die innovatoren ervaren. Een analyse daarvan geeft inzicht in het functioneren van de bestaande regelingen, bijvoorbeeld of er sprake is van overlap en/of de regelgeving aansluit op de andere initiatieven die de overheid ontplooit op het terrein van innovaties. Het CVZ en ZonMw verwachten dat een goed functionerend loket zal laten zien dat het merendeel van de ervaringen belemmeringen binnen de bestaande middelen kunnen worden opgelost. De NZa, ZonMw en het CVZ zich zullen inspannen oplossingen aan te dragen. Ook zal aan de hand van de ervaringen moeten blijken of naast de al bestaande regelingen een aanvullende regeling/financiering moet worden getroffen voor veelbelovende innovaties.

3. Conclusies CVZ en ZonMw

Het CVZ en ZonMw trekken in het rapport twee conclusies:

  • Richt één loket in voor innovaties.
    De bestaande publieke en private regelingen geven voldoende ruimte om aan de wens van de Tweede Kamer tegemoet te komen. Wel zullen de bestaande publieke regelingen beter benut moeten worden, waarbij voor de drie uitvoerende organisaties (CVZ, ZonMw en NZa) een rol is weggelegd. Dat leidt tot de aanbeveling om één loket in te richten.

  • Tref vooralsnog geen aanvullende regeling voor zorginnovaties.
    Het gezamenlijke loket verzamelt de ervaringen om zo een bijdrage te leveren aan de kwantificering en duiding van de problemen die innovatoren ervaren. Jaarlijks zullen NZa, ZonMw en CVZ over hun ervaringen rapporteren. Het CVZ en ZonMw kunnen een aantal vragen die ik heb gesteld, op dit moment niet beantwoorden. Aan de hand van de ervaringen van het loket zullen NZa, ZonMw en CVZ zich inspannen oplossingen aan te dragen en/of mij te adviseren over te nemen stappen. Vanuit de ervaringen van het loket moet dus blijken of naast de al bestaande regelingen een aanvullende regeling/financiering getroffen moet worden voor veelbelovende zorginnovaties

4. Standpunten stakeholders

In het rapport geven het CVZ en ZonMw aan dat zij het advies in de conceptfase breed hebben uitgezet onder de stakeholders. Dat heeft geleid tot een groot aantal reacties.

Het inrichten van één loket voor zorginnovaties wordt breed toegejuicht. De stakeholders zien hierin een belangrijke verbetering ten opzichte van de huidige situatie, zodat onbedoelde vertraging of het langs elkaar heen werken van instanties zoveel mogelijk wordt vermeden.

5. Reactie

Allereerst merk ik op dat ik het belang van een goed instrument onderschrijf. Uit de inventarisatie van het CVZ en ZonMw blijkt dat bestaande regelingen voldoende ruimte geven voor de ontwikkeling van veelbelovende innovaties. Op dit moment ontbreekt de reden voor een aanvullende regeling. Het probleem is dus niet de beschikbaarheid van regelingen die ruimte geven, maar de kennis daarvan. Daarom stellen het CVZ en ZonMw voor om te zamen met de NZa een gezamenlijk loket in te richten. Ik acht dat een goed voorstel dat tegemoet komt aan de wens van Kamer.
Ik zal in mijn reactie op het advies aan het CVZ en ZonMw dan ook vragen zo snel mogelijk dit het gezamenlijke loket in te richten.
Ik zal ook vragen mij op de hoogte te houden van de ervaringen in dat loket. Daarmee wordt duidelijk of de aanpak werkt dan wel of aanvullende maatregelen aan de orde zijn.

De Minister van Volksgezondheid,
Welzijn en Sport,

dr.A. Klink