Referentielijst voor overtreders gedragsregels preventie seksueel misbruik
Er komt een landelijke referentielijst van vrijwilligers die de gedragsregels ter voorkoming van seksueel misbruik overtreden. Organisaties kunnen deze lijst raadplegen bij het aanstellen van nieuwe vrijwilligers. Dit schrijft minister Hirsch Ballin van Justitie vandaag in een brief aan de Tweede Kamer over het voorkomen van seksueel misbruik van kinderen binnen vrijwilligersorganisaties.
De minister presenteert in zijn brief een aantal maatregelen die moeten voorkomen dat kinderen binnen vrijwilligersorganisaties slachtoffer worden van seksueel misbruik of ongewenst gedrag. Het blijkt namelijk dat vrijwilligersorganisaties verschillend beleid hanteren om seksueel misbruik of ongewenst gedrag te voorkomen.
Gedragsregels
- Er komt één landelijke set gedragsregels, die organisaties kunnen benutten om seksueel misbruik of ongewenst gedrag te voorkomen. De Vereniging Nederlandse Organisaties Vrijwilligers zal deze set gedragsregels opstellen. Het gaat om basisregels over wat wel en niet is toegestaan bij het beperken van de risico’s. Ook staat erin wat men moet doen, zoals het aanvragen van de Verklaring Omtrent het Gedrag.
Protocol
- Indien ondanks de maatregelen zich toch een incident voordoet, zal een protocol aangeven hoe te handelen. In dit protocol staat onder meer beschreven waar een kind zich kan melden, wat het bestuur moet doen, dat er aangifteplicht is bij misdrijven tegen de zeden en hoe bij een klacht over ongewenst gedrag hoor en wederhoor is geregeld.
Referentielijst
- Personen die de gedragsregels hebben overtreden en om die reden uit de vereniging zijn gezet, worden op een landelijke referentielijst gezet om te voorkomen dat zij zonder meer bij een andere organisatie aan de slag gaan. De lijst zal dus ook personen vermelden die weliswaar geen strafbare feiten hebben gepleegd, maar zich niet aan de gedragsregels hebben gehouden. Organisaties die de gedragsregels hebben ingevoerd kunnen deze lijst bij sollicitaties raadplegen. Om gebruik te kunnen maken van deze referentielijst, dient de organisatie een contract te ondertekenen waarin zij zich verplicht tot het implementeren van de gedragsregels en het protocol. Het plan voor de referentielijst wordt uitgewerkt en voorgelegd aan het College Bescherming Persoonsgegevens.
Voorkomen gezamenlijke verantwoordelijkheid
De minister schrijft in zijn brief dat het voorkomen van seksueel misbruik en ongewenste situaties een gezamenlijke verantwoordelijkheid is. De aanvraag van een VOG op zich is niet voldoende om misstanden te voorkomen. Een vereniging of organisatie moet allereerst een goed preventiebeleid voeren. Onderdeel van het preventiebeleid is dat de organisaties voor functies een VOG vereisen. Het is de verantwoordelijkheid van de vereniging om aan de hand van een risicoprofiel te bepalen of voor iedere vrijwilliger een VOG wordt aangevraagd. Zo zullen aan de functie van ‘bardienst’ minder risico’s zijn verbonden dan aan de functie van trainer die kinderen individueel en intensief begeleidt. De VOG zal niet voor alle vrijwilligers verplicht worden gesteld. Minister Hirsch Ballin geeft wel aan dat hij de huidige kostprijs voor een VOG-aanvraag (30,05 euro) voor vrijwilligers wil verlagen met 10 euro.
In Nederland zijn er in het georganiseerde vrijwilligerswerk naar schatting ruim 4,5 miljoen vrijwilligers actief. Ongeveer 2,1 miljoen vrijwilligers werken met kinderen, waarvan ruim 600.000 in de sport. Dit varieert van vrijwilligers die actief zijn in verenigingen met wekelijkse activiteiten tot vrijwilligers die actief zijn in verenigingen met alleen een jaarlijkse activiteit. Het verloop van vrijwilligers benadert de 30 procent per jaar. Onbekend is hoeveel volwassenen op vrijwillige basis buiten het georganiseerde vrijwilligerswerk met kinderen werken. Het aantal gevallen van seksueel misbruik of ongewenst gedrag binnen organisaties is niet vast te stellen, maar een quick-scan en de inventarisatie van NOV geven geen indicatie dat het in aantallen een zeer omvangrijk probleem is.