Brief aan Tweede Kamer over Conclusie onderzoek politieklachten 2001 en 2006
In deze brief geeft minister Ter Horst antwoord op vragen die de vaste commissie voor Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van de Tweede Kamer stelde naar aanleiding van de rapportage van het onderzoek naar de klachtafhandeling bij de politiekorpsen: Klagen staat vrij.
Op 6 april jl. zond ik u de rapportage van het onderzoek van de Inspectie Openbare Orde en Veiligheid (verder: IOOV) naar de klachtafhandeling bij de politiekorpsen: Klagen staat vrij. De vaste commissie voor Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van uw Kamer stelde naar aanleiding daarvan diverse schriftelijke vragen. In mijn brief aan uw kamer van 5 september jl. beantwoordde ik al enkele vragen. In diezelfde brief meldde ik dat ik, om de overige vragen te kunnen beantwoorden, in afwachting verkeerde van de reactie van de Raad van Hoofdcommissarissen (hierna RHC) en het Korpsbeheerdersberaad (hierna KBB). Ik heb deze reactie recentelijk ontvangen, zodat ik u nu hierover nader informeer. De antwoorden op de nog openstaande vragen zijn opgenomen in de bijlage bij deze brief.
Op 9 juli 2007 zond ik het onderzoeksrapport van de IOOV eveneens door aan het KBB en de RHC. Ik vroeg hen daarbij in te gaan op de aanbevelingen uit het rapport. Tevens heb ik gevraagd één landelijk uniforme klachtregeling voor de korpsen in te stellen en een landelijk uniform registratiesysteem voor klachten te ontwikkelen. Met de IOOV stelde ik vast dat er diversiteit in de klachtenregelingen van de korpsen bestaat. Ik vind dat het vanuit een belang van herkenbaarheid en rechtsgelijkheid voor de burger wenselijk is om één landelijk uniforme regeling geconfronteerd te worden.
Ook op deze vragen heb ik inmiddels een reactie van de politie ontvangen. Binnen de Nederlandse politie bestaat er reeds één landelijke modelklachtenregeling. De voorzitters van de RHC en het KBB hebben mij laten weten dat onderzocht wordt in hoeverre de bestaande klachtenregelingen van de korpsen in overeenstemming zijn met dat model.
De politieberaden geven verder in hun recente brief aan dat de voorziening tot samenwerking Politie Nederland (verder: vtsPN) de mogelijkheden onderzoekt om één landelijk registratiesysteem te hanteren. Daarbij wordt tevens bekeken welke implementatiemogelijkheden op ict vlak mogelijk zijn. De politie geeft verder aan dat de hieraan verbonden kosten vormen echter een essentieel knelpunt vormen. Op dit moment is er geen budget voor de ontwikkeling en uitvoering van een landelijk registratiesysteem, zodat voor de uitvoering van dit onderwerp extra financiën benodigd zijn.
De ontwikkeling van een dergelijk systeem en het beheer ervan behoren tot de verantwoordelijkheid van de politie. Aangezien er daarom ook bij mijn ministerie budgettair geen rekening is gehouden met de ontwikkeling van een dergelijk systeem ben ik met de politie in overleg over een oplossing van dit knelpunt.
Met betrekking tot de aanbeveling van de IOOV om de klachtenregeling of de klachtenprocedurebeschrijving op Internet te publiceren, geven de politieberaden aan dat alle korpsen informatie over de mogelijkheden om klachten in te dienen op hun internetsite vermelden. Soms kan er via hyperlinks direct toegang worden verkregen tot relevante brochures en klachtenformulieren. Momenteel wordt door de politie onderzocht op welke wijze de klachtenprocedurebeschrijving en de klachtenregeling eenduidig, uitgebreid en vindbaar op internet gepubliceerd kunnen worden.
Ter stimulering van de inrichting van (een vorm) van een landelijk platform voor de klachtencoördinatoren – de vierde aanbeveling van de IOOV –, is er op initiatief van de vtsPN/NPI een eerste landelijke bijeenkomst (klankbordgroep) gehouden. Bij deze bijeenkomst op 11 januari 2007, waren alle klachtencoördinatoren van de korpsen aanwezig. Op initiatief van de klachtencoördinatoren heeft er vervolgens een overleg plaatsgevonden op 24 april 2007, waaraan eveneens alle klachtencoördinatoren hebben deelgenomen. Het doel van deze bijeenkomst was vast te stellen in hoeverre er behoefte is aan een jaarlijkse bijeenkomst en bepalen wat de vorm en inhoud van deze bijeenkomsten zou moeten zijn. De behoefte en noodzaak voor dergelijke bijeenkomsten werd unaniem vastgesteld, wat er toe heeft geleid dat er op 1 november 2007 een landelijke bijeenkomst van en voor klachtencoördinatoren is gehouden. De eerste stappen naar de vorming van een landelijk platform van klachtencoördinatoren zijn hiermee in gang gezet.
DE MINISTER VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES,
Mevrouw dr. G. ter Horst