Antwoorden op kamervragen van Anker en Voordewind over het stoppen van de begeleide omgangsregeling door de Raad voor de Kinderbescherming
De Voorzitter van de Tweede Kamer
der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA DEN HAAG
8 november 2007
DJB/APJB-2808423
Antwoorden van minister Rouvoet, mede namens de minister van Justitie, op kamervragen van de Kamerleden Anker en Voordewind over het stoppen van de begeleide omgangsregeling door de Raad voor de Kinderbescherming.
(2070801670)
Vraag 1
Kent u het bericht ‘Hulp bij scheiding stopt’? 1)
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Deelt u de mening dat het onwenselijk is dat deze succesvolle begeleide omgangsregeling, met een slagingspercentage van 67 procent, wordt stopgezet?
Antwoord 2
De begeleide omgangsregeling (verder te noemen BOR) wordt niet stopgezet, maar door de Raad voor de Kinderbescherming (Raad) overgedragen aan het Omgangshuis in Zaandam. Het Omgangshuis zal per 1 januari 2008 deze activiteit overnemen van de Raad. Nieuwe BOR-zaken zullen per 1 november aanstaande al worden overgedragen aan het Omgangshuis. De Raad zal de zaken die niet kunnen worden overgedragen zelf afhandelen.
Vraag 3
Deelt u de mening van de Landelijke Raad voor de Kinderbescherming dat de begeleide omgangsregeling niet tot hun kerntaken behoort? Zo ja, waar kan deze taak worden ondergebracht, opdat deze succesvolle vorm van begeleide omgangsregeling niet verloren gaat? Zo neen, wat gaat u doen om er voor te zorgen dat de Raad voor de Kinderbescherming deze taak weer oppakt?
Antwoord 3
Om de gevolgen van een echtscheiding te beperken, is het voor kinderen van belang dat ze een band hebben met beide ouders en dat conflicten tussen ouders bespreekbaar en voor de kinderen hanteerbaar worden gemaakt. Begeleide omgang kan bij beide punten behulpzaam zijn.
Ik beschouw het bieden van aanbod van ondersteuning rond scheiding en omgang primair als een taak van de gemeenten, als concrete invulling van de vijf gemeentelijke functies van de Wmo op het terrein van jeugd. Daar waar het ernstige problemen rond opvoeden en opgroeien betreft, is er ook voor de geïndiceerde jeugdzorg een taak weggelegd.
De Raad houdt zich in beginsel bezig met onderzoek en advies. In die zin behoort de BOR, een vorm van hulpverlening, niet tot de kerntaken van de Raad. Niettemin is de Raad ongeveer 10 jaar geleden op de locaties Maastricht en Alkmaar gestart met een BOR project met als doel een omgangscontact mogelijk te maken door praktische ondersteuning van ouders.
Van meet af aan is het, gelet op genoemde kerntaken, de bedoeling en ook de inzet van de Raad geweest om de lokale en/of geïndiceerde jeugdzorg voor het aanbod in de vorm van begeleide omgang te interesseren en dit aanbod vervolgens over te dragen. Het is daarom verheugend te constateren dat de BOR thans is ondergebracht bij het omgangshuis in Zaandam, zodat inbedding in het lokale jeugdbeleid optimaal kan plaatsvinden.
1) Noord-Hollands Dagblad, 3 oktober 2007 (zie bijlage 1)