Antwoorden op kamervragen van Langkamp over de wachtlijsten voor jeugd GGZ
De Voorzitter van de Tweede Kamer
der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA DEN HAAG
CZ-K-U-2806216
8 november 2007
Antwoorden van minister Rouvoet, mede namens de staatssecretaris van VWS, op kamervragen van het Kamerlid Langkamp over de wachtlijsten voor jeugd-GGZ (2070802060).
Vraag 1
Wat is uw reactie op het bericht dat Bureaus Jeugdzorg en de jeugd-GGZ ouders vaak op het persoonsgebonden budget (pgb) wijzen om te voorkomen dat kinderen op wachtlijsten belanden? 1)
Antwoord 1
Dit laat de staatssecretaris van VWS momenteel onderzoeken, omdat we graag willen weten in welke omvang dit voorkomt, bij welke cliënten en welke zorg er dan wordt ingekocht. De onderzoekers kijken eerst of en zo ja, in hoeveel tijd, hierop een antwoord gegeven kan worden.
De keuze voor een pgb dient te allen tijde een vrije keuze te zijn. Het is goed dat indicatiestellers of zorgaanbieders cliënten op de mogelijkheid van een pgb wijzen, maar dit mag geen methode worden om de wachtlijsten te omzeilen.
Vraag 2
Welke zorg wordt door ouders ingekocht en bij welke zorgaanbieders? Zijn dit BIG-geregistreerde zorgaanbieders?
Antwoord 2
Voor een groep patiënten in de jeugd-ggz biedt de naturazorg geen afdoende oplossing voor het probleem van het gezin. De flexibiliteit van het pgb biedt soms wel een oplossing. Als voorbeeld kan worden genoemd de groep jonge autisten. Deze jongeren hebben concentratieproblemen en een sterke behoefte aan aandacht en structurering. Met een pgb kunnen ouders flexibel voorzien in het inroepen van begeleiding (door studenten, mensen uit de sociale omgeving of professionals) om wegloopgedrag te voorkomen en paniekaanvallen te beheersen. Deze (ondersteunende) begeleiding kan plaatsvinden in de bus naar school, maar ook na schooltijd. Het kan hier gaan om zorg die wordt geleverd door niet BIG-geregistreerde zorgaanbieders.
Een ander voorbeeld is GGZ-zorg die instellingen om uiteenlopende redenen niet kunnen bieden. Het gaat dan om activerende en ondersteunende begeleiding aan jeugd in crisissituaties; jeugd die niet te handhaven is binnen de GGZ-instelling en op school en waarvan de thuissituatie vaak is ontwricht. Deze zorg wordt door organisaties geleverd die BIG-geregistreerde hulpverleners in dienst hebben.
Vraag 3
Vindt u deze ontwikkeling wenselijk? Zo neen, waarom niet?
Antwoord 3
In principe vind ik de ontwikkeling niet wenselijk. In de eerste plaats omdat, zoals ook in het antwoord op vraag 1 aangegeven, het een vrije keus van de zorgvrager of zijn vertegenwoordiger dient te zijn, of hij al dan niet voor een pgb kiest. In de tweede plaats zou dit betekenen dat het aanbod vanuit de natura-jeugd-ggz niet altijd voldoet aan een deel van de vraag. In welke omvang dit speelt, zal ik nader bezien in het onderzoek dat ik eerder noemde. In de derde plaats is mij bekend dat circa 25% van de nieuwe instroom in de pgb-regeling afkomstig is vanuit de Bureaus Jeugdzorg. Dat betekent dat er maandelijks ruim 500 jongeren vanuit die hoek een pgb aanvragen. Aangezien de pgb-regeling onder druk staat vanwege een grote aanwas van nieuwe budgethouders heeft deze instroom, mede vanuit de wens de AWBZ beheersbaar te houden, mijn speciale aandacht.
Vraag 4
Hoe heeft de vraag naar jeugd-GGZ zich de afgelopen periode ontwikkeld?
Antwoord 4
Voor jeugdigen tot en met 17 jaar was de groei van het aantal patiënten tussen 2004 en 2005 3%, tussen 2005 en 2006 was dit 10,6%. Voor jeugdige cliënten en ouders vanaf 18 jaar was de groei van het aantal patiënten tussen 2004 en 2005 -0,6% en tussen 2005 en 2006 5,3%.
Vraag 5
Hoeveel kinderen staan er op dit moment op de wachtlijst voor jeugd-GGZ?
Antwoord 5
Uit het rapport ‘Wachtlijsten in GGZ–instellingen op 1 januari 2007’ blijkt dat er bij jeugdigen sprake is van een lichte daling van het aantal wachtenden: -1,6%. Dit betekent dat het aantal kinderen en jongeren dat moet wachten bij ggz-instellingen een lichte teruggang vertoont: van 18.900 op 1 januari 2006 naar 18.600 op 1 januari 2007.
Vraag 6
Hoeveel kinderen wachten langer dan 13 weken op jeugd-GGZ?
Antwoord 6
Het is mij niet bekend hoeveel kinderen langer dan 13 weken op jeugd-ggz wachten. De Treeknormen zijn als volgt: de norm voor de aanmeldingswachttijd en beoordelingswachttijd is 4 weken, die voor voor (extramurale) behandeling is 6 weken.
De gemiddelde wachttijden, met tussen haakjes het percentage wachtenden dat de treeknorm overschrijdt, waren in jeugd-ggz op 1-1-2007 als volgt:
Aanmeldingswachttijd: 6 weken (52%)
Beoordelingwachttijd: 6 weken (43%)
Behandelingwachttijd: 5 weken (27%)
Vraag 7
Hoe lang is de gemiddelde wachttijd voor een indicatie voor jeugd-GGZ?
Antwoord 7
Zie vraag 6.
Vraag 8
Wat is uw reactie op de schatting van GGZ Nederland dat er euro 30 miljoen extra nodig is om de wachtlijsten weg te werken?
Antwoord 8
Ik onderken de problematiek van de wachtlijsten in de jeugd-ggz. In 2006 en 2007 is er daarom extra geld ter beschikking gesteld (euro34 mln structureel) om de wachtlijsten weg te werken. Hierover heb ik prestatieafspraken gemaakt met GGZ Nederland en Zorgverzekeraars Nederland die erop zijn gericht om met ingang van 2008 alle kinderen binnen de door de sector gestelde treeknormen de zorg te laten krijgen die noodzakelijk is. Daarnaast is onlangs, naar aanleiding van de knelpuntenprocedure van de NZa, nog eens incidenteel euro 28,6 mln extra ter beschikking gesteld aan de jeugd-ggz ter bestrijding van de wachtlijsten in 2007. Hiermee kunnen volgens GGZ-Nederland de wachtlijsten adequaat worden aangepakt.
Vraag 9
Welke maatregelen gaat u nemen om de wachttijden voor jeugd-GGZ terug te dringen?
Antwoord 9
Zie vraag 8.
Vraag 10
Deelt u de mening dat het aantal behandelplaatsen in de jeugd-GGZ structureel uitgebreid moet worden? Zo neen, waarom niet? Zo ja, welke maatregelen gaat u hiervoor nemen?
Antwoord 10
Nee, niet als het zo algemeen wordt geformuleerd. De verantwoordelijkheid voor capaciteitsuitbreiding en organisatie van de zorg ligt bij het veld. Wanneer er lange wachtlijsten zijn voor een bepaald type zorg bepalen instellingen zelf of zij uitbreiden als de indruk bestaat dat dit van structurele aard is. De Rijksoverheid kan instellingen die zorg verlenen niet dwingen haar capaciteit uit te breiden maar hooguit stimuleren door extra financiële middelen beschikbaar te stellen. Dit is in het verleden ook gebeurd bij de jeugdverslavingszorg, de orthopsychiatrie en GGZ-zorg voor autisten. Zorgverzekeraars en zorgkantoren hebben tevens een zorgplicht. Zij zijn verantwoordelijk voor het adequaat en voldoende inkopen van zorg.
1) de Volkskrant, 9 oktober 2007