Buitengewoon opsporingsambtenaren met insigne herkenbaar in het straatbeeld

Dertien buitengewoon opsporingsambtenaren (boa’s) hebben vandaag in de Koninklijke Schouwburg in Den Haag het boa-insigne in ontvangst genomen uit handen van de minister van Justitie, Ernst Hirsch Ballin. Dit insigne wordt per 1 januari 2008 ingevoerd voor de 25.000 boa’s (bijvoorbeeld conducteurs, parkeer- en duinwachters, milieuinspecteurs). Zij zullen met ingang van die datum dit insigne zichtbaar gaan dragen om beter herkenbaar te zijn voor het publiek.

Herkenbaar

Het insigne is nodig om boa’s in Nederland beter herkenbaar te laten zijn voor het publiek. Het insigne laat zien dat men te maken heeft met iemand met bepaalde opsporingsbevoegdheden. Boa’s mogen iemand bijvoorbeeld om het identiteitsbewijs vragen. Ook mogen ze proces-verbaal opmaken, boetes uitschrijven en iemand aanhouden als die wordt verdacht van een strafbaar feit. Van het insigne moet een preventieve werking uitgaan om te voorkomen dat burgers de wet overtreden. Boa’s leveren met hun werkzaamheden een belangrijke bijdrage aan het terugdringen van de criminaliteit en overlast in Nederland.

Het boa-insigne beeldt een hand uit die een scepter vasthoudt met daarachter een schild. De hand, de scepter en het schild staan voor de taken en bevoegdheden die boa’s hebben. Het schild verbeeldt de bescherming van mensen in de publieke ruimte door de boa. De scepter (of staf) in de hand geeft aan dat de boa de bevoegdheid heeft om op te treden als dat nodig is.

Veiligheid

Nederland telt ongeveer 25.000 boa’s bij 1.100 organisaties. Ze bestaan al sinds 1994 en vervullen een rol in de handhaving van de veiligheid en het tegengaan van criminaliteit. Een boa volgt een speciale opleiding om het nodige te leren over wetten en regels. Ze krijgen dan voor vijf jaar de opsporingsbevoegdheden die bij hun functie horen. Na die vijf jaar moet een boa opnieuw examen doen.