Beantwoording vragen Wederopbouw Uruzgan
Graag bieden wij u hierbij de antwoorden aan op de schriftelijke vragen gesteld door het lid Van Bommel over wederopbouw in Uruzgan. Deze vragen werden ingezonden op 16 oktober 2007 met kenmerk 2070802680.
De minister van Buitenlandse Zaken,
Drs. M.J.M. Verhagen
De minister van Defensie,
E. van Middelkoop
De minister voor Ontwikkelingssamenwerking,
Drs. A.G. Koenders
Antwoorden van de heer Verhagen, minister van Buitenlandse Zaken, de heer Koenders, minister voor Ontwikkelingssamenwerking, en de heer Van Middelkoop, minister van Defensie, op vragen van het lid Van Bommel (SP) over wederopbouw in Uruzgan.
Vraag 1
Hebt u kennis genomen van het artikel “Hoezo Wederopbouw? 1) Deelt u na deze rondgang langs betrokken NGO’s de conclusie dat er geen sprake is van wederopbouw in Uruzgan?
1) HP De Tijd, 12 oktober 2007, blz 44 “Hoezo wederopbouw?”
Vraag 2
Wat zijn uw conclusies uit het oordeel van de Nederlandse NGO’s voor verdere wederopbouwactiviteiten in Uruzgan?
Antwoord
Wij hebben kennis genomen van het artikel “Hoezo wederopbouw?”. Wij kunnen ons echter geenszins vinden in de conclusie dat geen sprake is van wederopbouw.
Vooropgesteld zij dat ontwikkeling in zeer arme landen een proces is van lange adem en dat in een onveilige situatie niet iedere stap die in dit proces gezet wordt direct tot zichtbare resultaten leidt. Desalniettemin hebben de ministers van Buitenlandse Zaken en voor Ontwikkelingssamenwerking tijdens hun recente bezoeken aan Afghanistan kunnen vaststellen dat een goed begin is gemaakt met de uitrol van overheidsprogramma’s op het terrein van onderwijs (EQUIP) en gezondheidszorg (Basic Packages of Health). Ook is een groo t aantal kleine projecten in uitvoering of reeds afgerond. Het gaat daarbij vooral om het herstel van dorps- en toegangswegen, verharding van lokale bazaars en herstel en verbetering van kleine irrigatiekanalen, maar ook om communicatie (radioprogramma’s) en landbouwontwikkeling. Zo zijn ongeveer 20.000 amandelbomen uitgedeeld, is mest en zaaigoed verspreid onder de bevolking en hebben door het saffraanproject ruim honderd boeren saffraanbollen geplant. Van deze kleine projecten profiteert inmiddels meer dan 40% van de bevolking van Uruzgan.
Bij deze projecten is bewust gekozen voor uitvoering via lokale NGO’s en met grote betrokkenheid van de bevolking, ook in de besluitvorming. Deze werkwijze zorgt voor een duurzaam resultaat, maar vergt wel iets meer tijd.
De komende periode zal verder gewerkt worden aan de uitrol van nationale programma’s in de provincie. Ook zal het begin dat we gemaakt hebben met een grote hoeveelheid kleine projecten die voor de bevolking snel zichtbare resultaten genereren worden voortgezet en worden ingebed in een meer gecoö rdineerd en gestructureerd kader.
Vraag 3
Deelt u de mening dat de conclusie dat er geen wederopbouw heeft kunnen plaatsvinden juist een contra-productief gevolg is van de aanwezigheid van buitenlandse of Nederlandse militairen? Zo ja, welke conclusie trekt u daaruit? Zo neen, waarom niet?
Antwoord
Neen. De Nederlandse regering hanteert een geïntegreerde 3D-benadering (Defence, Development and Diplomacy), waarbij de sporen elkaar onderling versterken. Als uitgangspunt wordt aangehouden ‘zo civiel als mogelijk, zo militair als nodig’.
Het aantal gewapende incidenten in de zuidelijke provincies van Afghanistan is de afgelopen periode toegenomen. Dit komt enerzijds doordat ISAF haar invloed in het Zuiden heeft uitgebreid waardoor de bewegingsvrijheid van de Taliban wo rdt beperkt, anderzijds doordat de Taliban nog voor de winter een aantal aansprekende successen wil behalen.
Vraag 4
Is het waar dat het ministerie van Defensie over een lijst van wederopbouwprojecten in Uruzgan beschikt, maar dat die niet wordt vrijgegeven? Zo ja, waarom niet? Wilt u deze lijst aan de Kamer, zonodig vertrouwelijk, ter beschikking stellen?
Antwoord
In kamerbrieven is steeds een overzicht gegeven van wederopbouwactiviteiten en projecten in Uruzgan. Ook is een overzicht beschikbaar via de internetsite van het ministerie van Buitenlandse Zaken. Defensie beschikt over een lijst met CIMIC-projecten. Deze lijst kan onder voorwaarden beschikbaar gesteld worden.
Vraag 5
Is het waar dat Nederlandse militairen betreuren dat er geen ‘ masterplan’ is voor de wederopbouw? Klopt het dat een dergelijk plan niet bestaat? Zo ja, op welke wijze gaat u daar iets aan doen?
Antwoord
Primair zijn uiteraard de Afghaanse plannen leidend voor onze activiteiten in Uruzgan.
Daarnaast heeft het ministerie van Buitenlandse Zaken, in samenwerking met het ministerie van Defensie, voorafgaand aan de missie in Uruzgan een civil assessment laten opstellen dat een richtinggevend document is voor alle activiteiten (militaire en civiele). Dit document is ook door de militaire leiding erkend als waardevol en bruikbaar. De relevante elementen uit dit plan zijn vervolgens overgenomen in het Masterplan van de Commandant van de Task Force Urzugan. Dit plan is gericht op het bereiken van bepaalde effecten in de provincie. De uitvoering wordt gemonitord met steun van een TNO-team.
Vraag 6
Bent u in gesprek met Nederlandse NGO’s die in Afghanistan werken, over de toekomst van de Nederlands aanwezigheid daar? Zo ja, stelt u voorwaarden aan het verblijf van Nederlandse NGO’s in Uruzgan of Zuid-Afghanistan? Zo ja, welke?
Antwoord
De Nederlandse regering hecht aan betrokkenheid van Nederlandse NGO’s bij Afghanistan. Daarom wordt ook regelmatig met hen overlegd in het Afghanistan Platform. Dit heeft er onder andere toe geleid dat drie Nederlandse NGO’s dit jaar activiteiten hebben opgestart in Uruzgan.
Na terugkeer van diens bezoek aan Afghanistan heeft de minister voor Ontwikkelingssamenwerking in het kader van het Afghanistan Platform zijn bevindingen gedeeld met directeuren en medewerkers van participerende NGO’s. Hierbij is uiteraard ook kort stilgestaan bij de toekomst van de Nederlandse aanwezigheid daar. Daarbij is aangegeven dat, hoe de besluitvorming omtrent de militaire inzet ook verloopt, Nederland met ontwikkelingsgelden in ieder geval tot 2009 gecommitteerd zal blijven aan Uruzgan.
Aan NGO’s zijn vanzelfsprekend geen voorwaarden voor hun verblijf gesteld.