Toespraak minister Ter Horst bij 25-jarig jubileum Nationale ombudsman
Majesteit, dames en heren,
Ik neem u mee naar 1964. We zijn bij de Jaarvergadering van de Vereniging voor Administratief Recht. Aan het woord is de heer Polak, de latere minister van Justitie, en belangrijk pleitbezorger van een instelling als de ombudsman.
Ik citeer uit zijn betoog: ‘De moderne welvaartsstaat doet denken aan een gezette meneer die door zijn eigen omvang zijn voeten niet meer kan zien. Het is goed dat er iemand komt die nu en dan eens kijkt of die voeten wel schoon zijn.’ Einde citaat. Voor alle duidelijkheid: Iemand die nu en dan eens kijkt of de voeten schoon zijn: daarmee bedoelde hij de ombudsman. Polak voorspelde zijn gehoor dat er een ombudsman zou komen, “of u wilt of niet”.
U snapt dat het daarna nog wel even geduurd heeft, want anders hadden wij hier vandaag niet het 25-jarig bestaan van de Nationale ombudsman gevierd, maar misschien wel het 40-jarig bestaan.
Maar Polak heeft dus wél gelijk gekregen. Na ongeveer dertig jaar discussies en vele vergaderingen en rapporten, was er in deze zaal een meerderheid van de Tweede Kamer die vond dat er een Nationale Ombudsman moest komen. De Wet Nationale ombudsman kwam in het Staatsblad en op 1 januari 1982 kon de eerste Nationale ombudsman zijn werk beginnen.
De Ombudsman is meer geworden dan iemand die af en toe langskomt bij de gezette meneer. De Nationale Ombudsman is een begrip. Het is een instituut dat zich een onomstreden positie heeft verworven. Een luisterend en hulpvaardig oor voor veel mensen, een krachtig en kritisch stemgeluid voor de overheid.
Of het nu gaat om de snelheid waarmee het bestuur zijn brieven beantwoordt, of om de vraag naar de grondrechtelijke toelaatbaarheid van door de politie gebruikte dwangmiddelen. We kunnen de ombudsman niet meer wegdenken uit het staatsbestel, en dat willen we ook niet.
Dat geldt trouwens niet alleen voor Nederland: de meeste landen hebben tegenwoordig een ombudsman. Het instellen van een ombudsman is vaak een van de eerste dingen die nieuwe staten doen bij de opbouw van een democratische rechtsstaat. Dat hebben we bijvoorbeeld goed kunnen zien in het voormalige Oostblok.
Ik stuitte daarop toen mijn ambtenaren eens rondkeken hoe in andere landen gevolg was gegeven aan de internationale verplichting om een Mensenrechteninstituut in te stellen. De daarbij horende taken bleken in die landen als vanzelfsprekend te zijn ondergebracht bij de ombudsmannen. Als je vanaf nul kan beginnen, ligt dat ook wel voor de hand. In Nederland is dit wat ingewikkelder, maar we gaan hier de discussie wel over voeren.
Mede dankzij de inzet van de Ombudsman is burger én overheid er op vooruitgegaan.
De burger omdat deze een aanvullend onafhankelijk beschermingsmiddel heeft tegen een mogelijk onredelijke of onbehoorlijke overheid.
De overheid omdat zij een prikkelend instrument heeft om de kwaliteit te verbeteren.
Het jaarverslag van de ombudsman is verplichte kost voor iedere ambtenaar en bestuurder. Niet om het gevoel aan te wakkeren dat we het niet goed doen, maar wel om te stimuleren dat de burger in al ons handelen centraal blijft staan. Dat we voor ogen houden dat we met gewone mensen te maken hebben die op tijd antwoord willen op een brief. En wel een begríjpelijk antwoord.
De overheid heeft de morele plicht om duidelijk te zijn over op zijn minst twee punten. Eén: we zijn er niet om mensen altijd gelijk te geven, we zijn er wel om mensen helderheid te geven waarom ze bijvoorbeeld geen gelijk hebben. En twee: de overheid kan niet ieder probleem oplossen, de overheid moet wel duidelijk aangeven wat de mensen wel en niet van ons kunnen verwachten.
Een overheid die erin slaagt dit stelselmatig helder onder het voetlicht te brengen, is een overheid die wint aan vertrouwen.
Dat vertrouwen allerminst vanzelfsprekend is, tonen onderzoeken als 21minuten.nl aan. Ook de rapportages van de Ombudsman zijn duidelijk. Het kan beter en het moet beter. Dit kabinet is ervan doordrongen dat de kwaliteit van dienstverlening naar een hoger niveau moet. De overheid moet meer als één geheel gaan opereren, de administratieve rompslomp moet minder en er komt meer aandacht voor de uitvoering van beleid. Rode draad bij dit alles: de burger in beeld houden.
Dit alles betekent niet dat het beeld zo somber is als sommigen ons willen doen geloven. Veel gemeenten bijvoorbeeld krijgen een hoog cijfer voor hun dienstverlening en vergeleken met het buitenland heeft de Nederlandse overheid een hoog niveau.
Toch is er geen reden voor zelfgenoegzaamheid. Openbaar bestuur blijft mensenwerk. Het valt niet te vermijden dat daarbij dus ook wel eens fouten worden gemaakt en kansen op verbetering gemist. Daarbij gelden voor het overheidshandelen juist strengere maatstaven dan voor de private sector. Doordat de overheid nu eenmaal is toegerust met machtsmiddelen, bestaan er ook bijzondere risico’s bij verkeerd gebruik daarvan.
Daarom is het goed voor zowel burger als overheid dat de Nationale ombudsman kritisch en onafhankelijk naar het doen en laten van het bestuur blijft kijken.
Ik las ergens dat 95% van de adviezen van de Ombudsman werd opgevolgd. Zijn dat Oost Europese uitslagen? Nee, ik denk dat dit te maken heeft met de hoge kwaliteit.
De ombudsman is een luis in de pels van de overheid en dat is goed. Hij kan er – in de woorden van Polak – “voor waken dat niemand zo groot wordt, dat hij zich boven de wet stelt, en niemand zo klein, dat hij geen gehoor kan vinden onder de wet.”
Dit uitgangspunt is een permanente opdracht voor de overheid. Zeker, het is goed dat er af en toe iemand langskomt om naar onze voeten te kijken. Maar we wachten er niet op. Dat kunnen we ons niet veroorloven. De overheid moet zelf fit en lenig genoeg worden om kritisch de eigen voeten te keuren.
Het risico dat deze zelfkeuring leidt tot onterechte ijdelheid en zelfgenoegzaamheid is met de aanwezigheid van een instituut als de Nationale Ombudsman nihil. De Ombudsman neemt ons al 25 jaar de maat, en laat ons in de spiegel kijken. Namens het kabinet dank ik u, uw voorgangers en uw medewerkers voor uw kritische maar opbouwende werk. Blijf ons kritisch volgen, we worden er alleen maar beter van.