Hoofd AIVD over salafisme (opiniestuk verschenen in NRC Handelsdblad)

Al jaren zijn wetenschappers bezig met de vraag waarom mensen terroristen worden. Daarbij is het perspectief verschoven: van de persoonlijkheid van de individuele terrorist naar de sociale en psychologische processen die leiden tot radicalisering en die van mensen (potentiële) terroristen maken. Daarom mag van inlichtingen- en veiligheidsdiensten worden verwacht dat ze inzicht bieden in alle aspecten van radicaliseringsprocessen, ook die aspecten die zich aan het zicht van het publiek onttrekken. Met dat inzicht behoren ze tijdig terroristen en terroristische netwerken in de samenleving te signaleren.

Om radicaliseringsprocessen van jonge Marokkaanse of Turkse moslims te begrijpen en zo mogelijk te voorkomen, moeten onderzoekers zich richten op een hele reeks factoren : hun relatie met vrienden en familie, de opleiding, de woonsituatie, maar ook de migratiegeschiedenis, de geloofsbeleving en de verwantschap met de internationale moslimgemeenschap. Radicalisering hoeft zeker niet altijd te leiden tot terrorisme, maar kan een bedreiging op zich zijn. Denk aan groepen van radicale moslims die de gewelddadige strijd weliswaar afwijzen, maar wel antiwesters zijn en zich keren tegen integratie. Het gaat gepaard met intolerante opvattingen over andersgelovigen, andere bevolkingsgroepen, homoseksuelen en over onze verworvenheden, zoals de gelijkberechtiging van vrouwen en mannen. Dergelijk onverdraagzaam isolationisme botst met het wezen van de democratische rechtstaat en kan op termijn leiden tot islamitische enclaves en parallelle samenlevingsstructuren.

De invloedssfeer van één van die isolationistische stromingen, het salafisme, breidt zich uit in Nederland. Het salafisme is een ideologische stroming binnen de islam die terug wil naar de ‘zuivere islam’ uit de tijd van de Profeet. Het salafisme is vaak conservatief en ultraorthodox. Het wordt steeds duidelijker dat de salafitische missie in actieve en georganiseerde vorm wordt bedreven. Een aantal jongerenpredikers houdt lezingen in veel moskeeën en islamitische jongerencentra voor vooral Marokkaanse migrantenjongeren van de tweede en derde generatie. Deze primair theologisch georiënteerde lezingen, die tot doel hebben het salafitische gedachtegoed in Nederland een breder draagvlak te geven, zijn vaak georganiseerd zonder dat moskeebesturen precies in de gaten hebben wat voor vlees ze in de kuip hebben. De predikers wakkeren bij sommige migrantenjongeren gevoelens aan van marginalisering en achterstelling en dat maakt hen vatbaarder voor radicalisme. Ofschoon de salafisten in hun prediking in Nederland meestal niet direct oproepen tot geweld, is hun boodschap wel onverdraagzaam en anti-integratief. In het algemeen verwerpen zij de open, pluralistische samenleving en de democratische rechtsstaat. De verdere verbreiding van het salafisme in Nederland kan daarom leiden tot polarisatie en interetnische spanningen in de samenleving, met name op lokaal niveau.

De bekende salafitische centra in Nederland zijn zich bewust van het feit dat politiek en media hen nauwgezet volgen. Mede daarom bedienen ze zich in toenemende mate van een façadepolitiek. Imams en bestuurders van islamitische instellingen vermijden (veelal) uitspraken die gevoelig liggen binnen de Nederlandse samenleving, om geen politieke of publieke opschudding te veroorzaken. Dit impliceert echter niet dat ideologisch afstand is genomen van de radicale leer. In besloten, meer exclusieve kring wordt deze nog altijd verkondigd.

Hoewel het salafisme aan populariteit wint, lijkt de concrete en gekende terroristische dreiging in Nederland vanuit netwerken van eigen bodem, minder acuut te zijn geworden. Dit is onder meer het gevolg van het verruimen van de opsporingsbevoegdheden van politie en justitie en succesvol overheidsoptreden. Terrorismeverdachten zijn strafrechtelijk vervolgd, en tot ongewenst vreemdeling verklaarde leden van jihadistische netwerken zijn uitgezet, mede op basis van informatie van de Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst, AIVD. Ook lijkt door interne verdeeldheid en de afwezigheid van echte leiders binnen de zogenoemde home-grown netwerken, de dreiging van die netwerken af te nemen.

Maar een aanslag is nog altijd voorstelbaar. In de ogen van jihadisten, die in tegenstelling tot salafisten vaak wel direct oproepen tot geweld, zijn westerse politici een legitiem doelwit. Uit inlichtingenonderzoek is verder gebleken dat het proces van radicalisering onder met name jonge moslims in Nederland doorzet. Dit wordt mede versterkt door beladen gebeurtenissen, zoals het geweld in Irak en de Deense cartoonkwestie. Ook speelt internet een steeds grotere rol bij radicalisering en het verspreiden van jihadistisch materiaal. Door de relatieve anonimiteit komen radicaal-islamitische uitingen op internet veelvuldig voor, maar die komen lang niet altijd voort uit diepgewortelde radicaal-islamitische gedachten of gevoelens. Er lijkt dan sprake te zijn van een islamitische jeugdsubcultuur, waarbij islamitische kleding, symbolen en extreme uitspraken veeleer een poging zijn om ‘erbij te horen’ en de eigen sociale identiteit tot uitdrukking te brengen. Niettemin zijn ook radicale moslimjongeren op internet actief die wel degelijk de gewelddadige jihad aanhangen en verbreiden. Dat gebeurt op steeds professioneler afgeschermde delen van internet.

Bestuur, politiek en media besteden veel aandacht aan de repressieve aanpak van terrorisme. Die is van groot belang: het justitieel aanpakken van onderkende terroristische netwerken kan het directe, concrete dreigingsniveau beheersen. Maar daarbij mag de dreiging die uitgaat van radicalisering, niet worden vergeten. De ervaring leert dat een groep jonge, radicale moslims zich snel kan omvormen tot een terreurcel. Justitiële repressie kan, veelal op basis van informatie van inlichtingendiensten, een terroristische actie stoppen. Maar het effectief bestrijden van de bakermat van terrorisme - radicalisering –vergt eerder een preventieve aanpak. Dat is niet alleen de verantwoordelijkheid van de overheid, maar van de hele samenleving en van islamitische gemeenschappen in het bijzonder. Ook actoren binnen het onderwijs, de wetenschap en de media kunnen hier een rol spelen. Preventief beleid moet het ‘concurrerend aanbod’ vergroten dat radicale stromingen de wind uit de zeilen neemt. Om met succes dat alternatief te bieden, is inzicht in de dieperliggende wortels van radicalisering en terrorisme nodig. De AIVD, die de bijzondere bevoegdheden en de operationele en analytische kwaliteiten heeft om dat inzicht te krijgen, deelt dat met iedereen die bij de bestrijding van radicalisering betrokken is. Met name zijn dat de lokale overheden, die meer en meer eigen beleid ontwikkelen ter voorkoming van radicalisering van jongeren.

Het regeerakkoord van het huidige kabinet merkt veiligheid aan als een kerntaak van de overheid. In een veilig Nederland voelen burgers zich vertrouwd, vrij en verbonden. Een Nederland bovendien waarin alle deelnemers – politiek, bestuur en burger - het debat over radicalisering veilig kunnen voeren. Daaraan willen inlichtingendiensten graag een bijdrage leveren.


Sybrand van Hulst
NRC Handelsblad
27 april 2007