Antwoorden op kamervragen van de Mastwijk en Atsma over de regelgeving bij zuivelbedrijven
De Voorzitter van de Tweede Kamer
der Staten Generaal
Postbus 20018
2500 EA DEN HAAG
VGP-K-U-2802958
16 oktober 2007
Antwoorden van minister Klink, mede namens de minister van LNV, op de kamervragen van de Kamerleden Mastwijk en Atsma (beiden CDA) over de regelgeving bij zuivelbedrijven (2060723730).
Vraag 1
Kent u het artikel ‘Kaasmakers kapot gecontroleerd’ 1) en de daaraan gerelateerde uitzending over de problemen van kaasmakerij Moons te Linde? 2)
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Wat is uw reactie op de teneur in beide nieuwsuitingen dat door verscherpte regelgeving en intensievere controles met daaraan verbonden kosten het voor ambachtelijke kaasmakerijen steeds moeilijker wordt om het hoofd boven water te houden?
Antwoord 2
De regelgeving voor de ambachtelijke kaasmakerijen is niet verscherpt en er zijn dus geen intensievere controles gekomen. De nieuwe Verordening EG/852/2004, geeft de ondernemer eerder meer eigen verantwoordelijkheid aangezien nu uitgegaan wordt van doelvoorschriften. Deze EU-regelgeving is voor zover hier aan de orde geïmplementeerd in uitvoeringsregelgeving op grond van de Warenwet. In eerdere regelgeving waren dit nog middelvoorschriften.
Het is wel zo dat hoge eisen gesteld moeten worden aan het bereiden van oppervlakte gerijpte kaas uit rauwe melk. Bacteriologische risico’s zijn bij deze producten relatief groot. Bij de opstart van een bedrijf dat dergelijke producten maakt wordt in eerste instantie regelmatig gecontroleerd of dit proces door de bereider beheerst wordt. Wanneer dit het geval is kan de controlefrequentie teruggeschroefd worden.
Vraag 3
Kunt u aangeven welke Europese richtlijnen verplicht dienen te worden toegepast, wat de daarbij behorende maatregelen en controles zijn, inclusief de in rekening te brengen kosten? Kunt u daarnaast aangeven welke maatregelen aanvullend op Europese regelgeving door u zijn genomen, inclusief de daaraan verbonden kosten? Wat is de reden van het treffen van deze aanvullende maatregelen?
Antwoord 3
Voor alle bedrijven die levensmiddelen voortbrengen geldt dat deze moeten voldoen aan de bepalingen in de Europese hygiëneregelgeving, die is vastgelegd in de Verordeningen EG/852/2004, EG/853/2004 en EG/854/2004.
In het kader van deze regelgeving worden zuivelbedrijven eenmaal per jaar bezocht. Hierbij wordt nagegaan in hoeverre op hygiënische wijze de producten bereid kunnen worden. Deze controles nemen ongeveer drie uur in beslag.
Ook moeten bedrijven hun producten regelmatig laten onderzoeken op aanwezigheid van schadelijke bacteriën. Wanneer het bedrijf laat zien dat de normen voor aanwezigheid van pathogenen gedurende langere tijd niet wordt overschreden kan de frequentie van monsternames terug. Een basisfrequentie blijft echter altijd nodig en is ook verplicht in het kader van bovengenoemde regelgeving.
Aanvullend zijn door de Nederlandse overheid geen maatregelen genomen.
Kunt u aangeven welke verschillen er zijn tussen richtlijnen en voorschriften, die gelden voor grote zuivelbedrijven enerzijds en ambachtelijke kaasmakerijen anderzijds en wilt u daarbij inzicht geven in de wijze van tarifering en de reden van de verschillen?
Antwoord 4
Alle bedrijven die levensmiddelen voortbrengen, groot of klein, zullen moeten voldoen aan bovengenoemde Europese regelgeving. Hierop moet ook toezicht plaatsvinden.
In het kader van de Verordening EG/853/2004 moeten de bereiders van zuivelproducten worden erkend. Controles in verband met erkenningen en het onderhoud van de erkenningen worden bij de bedrijven in rekening gebracht. De controles bij boerderijzuivelbereiders die alleen huisverkoop hebben vinden plaats op kosten van de overheid.
Per jaar vindt één aangekondigde audit plaats die betrekking heeft op de erkenning. Wanneer onvoldoende aan de erkenning wordt voldaan volgen één of meer extra audits. Onaangekondigde inspecties (bijvoorbeeld bij bedrijven met veel tekortkomingen) worden uitgevoerd op kosten van de overheid. Bij de kaasbereiders worden ook regelmatig monsters genomen op kosten van de overheid voor onderzoek naar bijvoorbeeld Listeria monocytogenes en Salmonella.
Ieder bedrijf wordt eenmaal per jaar bezocht. De tarifering van controle is afhankelijk van de tijdsduur, uurtarief, reiskosten en de afhandelkosten. Het verschil tussen grote en kleine bedrijven ligt voornamelijk in de tijdsduur die besteed moet worden aan een audit. Ook heeft de ondernemer zelf invloed op de tijdsduur van het controlebezoek. Wanneer hijzelf goed geadministreerd en vakdeskundig te werk gaat kan veel tijd worden bespaard tijdens het bezoek.
Vraag 5
Deelt u de mening dat de ambachtelijke kaasmakerijen en andere kleine ambachtelijke zuivelbedrijven zich een plaats in de Nederlandse samenleving hebben verworven en een waardevolle bijdrage leveren aan het leefbaar houden van het platteland?
Antwoord 5
Ik deel zeker uw mening dat de ambachtelijke kaasmakerijen en andere kleine ambachtelijke zuivelbedrijven een waardevolle bijdrage leveren aan het leefbaar houden van het platteland. Dit blijkt tevens uit de ondersteuning van de sector door de minister van LNV die in februari 2007 heeft geresulteerd in het verkrijgen van een Europese erkenning van Boerenkaas als Gegarandeerde Traditionele Specialiteit.
Vraag 6
Bent u bereid na te gaan op welke wijze de regelgeving kan worden versoepeld, respectievelijk versimpeld, zodat de administratieve lastendruk die de afgelopen jaren is toegenomen en de betrokken bedrijven financieel zwaar belast kan worden verminderd, zodat in deze sector de voorgenomen 25% vermindering van lastendruk kan worden gerealiseerd?
Antwoord 6
Ik kan de regelgeving niet versoepelen omdat dit Europese verordeningen zijn die rechtstreeks toepasbaar zijn.
Wel kan de ondernemer zelf ervoor zorgen dat de administratieve lastendruk niet te hoog wordt door gebruik te maken van de Hygiënecode voor boerderijzuivelaars. Ook geldt dat bij de kleine bedrijven bij de implementatie van de regelgeving veelal minder administratie nodig is dan bij de grote bedrijven. Wel wordt dan bij het toezicht heel goed gekeken naar de vakdeskundigheid van de ambachtelijke kaasbereider.
Tot slot kan ik wel melden dat op verzoek van de boerderijzuivelaars nagegaan wordt in hoeverre het mogelijk is de frequentie van beoordeling bij de boerderijzuivelaars te verminderen. Hiervoor worden in 2007 criteria ontwikkeld. Dit project wordt gefinancierd uit de bijdrage van het ministerie van VWS aan het COKZ.
1) de Volkskrant, 15 augustus 2007
2) TV Drenthe, 15 augustus 2007