Brieven aangaande sector schippersinternaten

De Voorzitter van de Tweede Kamer
der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA DEN HAAG

DJB-CB-U-2803070

15 oktober 2007

In uw brieven van 27 september 2007, kenmerken JG-07-130 en JG-07-126/VW-07-475, vraagt u mij om een reactie op de brieven van respectievelijk Censis en van Abvakabo FNV en anderen aangaande de sector schippersinternaten. Gezien het feit dat de inhoud van beide brieven sterk overeenkomt, beantwoord ik beide brieven tegelijkertijd.

Voorstel aan Censis
In uw motie inzake schippersinternaten (TK 30 800 XVI, nr. 112) hebt u mij gevraagd in overleg te treden met Censis over het geschil van euro 0,7 mln. Deze toezegging heb ik u gestand gedaan en over de voortgang heb ik u op 10 september geïnformeerd (TK 30 800 XVI/ 29 214, nr. 25). Voordat ik in ga op genoemde brieven wil ik u graag informeren over een vervolgoverleg dat is gevoerd met een vertegenwoordiging van Censis op 26 september 2007.

In het gesprek op 26 september 2007 is Censis het volgende voorstel gedaan:

  • De subsidieregeling schippersinternaten zal nog voor 2008 worden aangepast, zodat de telling van het kindaantal met een jaar wordt vertraagd. Hierdoor worden constante reducties in het budget vertraagd. Door deze maatregel ontstaat er minimaal één jaar extra financiële ruimte voor de sector (euro 1,3 mln), waardoor de sector ruimere mogelijkheden krijgt zich aan te passen aan de continu veranderende situatie van dalingen van het kindaantal met gevolgen voor de personeelsomvang. Ook bij dalingen van het kindaantal na 2008 blijft deze systematiek van kracht.

  • Censis laat een extern bureau een toekomstvisie voor de sector schippersinternaten ontwikkelen. Verbreding van de activiteiten naar bijvoorbeeld kinderopvang en/of jeugdzorg speelt daarbij een rol. Het programmaministerie krijgt inzicht in de opdracht en kan daar commentaar op leveren. Er is aangegeven dat dit onderzoek van belang is voor toekomstige besluiten.

  • Wachtgelden: tot op heden neemt mijn ministerie de verplichtingen voor wachtgelden voor zijn rekening, in 2008 ruim euro 1,4 mln. Deze zijn ontstaan door personeelsreducties vanwege het teruglopende kindaantal. Hierdoor blijkt het moeilijk de betrokken wachtgelders uit deze situatie te krijgen. Het betreft op dit moment ongeveer 190 mensen. De schippersinternaten is het voorstel gedaan bestaande en toekomstige verplichtingen voor wachtgelden over te nemen, zodat er prikkels ontstaan minder instroom en meer uitstroom te realiseren. Hoe beter de sector hierin slaagt, hoe meer middelen men kan vrijspelen. Duidelijk moet zijn hoe de verantwoordelijkheid is geregeld in het geval de inspanningen mislukken. De schippersinternaten hebben aangegeven bereid te zijn hieraan mee te werken, mits ze daartoe voldoende in staat worden gesteld. Mijn ministerie zal een voorstel uitwerken en begin november aan de sector voorleggen. Uitgangspunten zijn het bevorderen van versneld uitstromen en het in staat stellen van de sector om zijn nieuwe verantwoordelijkheden vorm te geven.

  • In relatie tot de uitkomsten van de toekomstvisie, de overgang van de verantwoordelijkheid van de wachtgelden en de vertraging van de reducties in de kindaantallen zal in 2008 worden bezien of aanpassing van het kindbedrag nodig is.

Met de hierboven beschreven maatregelen wordt er tijd en financiële ruimte geschapen om in de loop van 2008 een definitief besluit te nemen over de totale subsidie voor de schippersinternaten. In de tussentijd ontvangen de schippersinternaten voor 2008 ongeveer euro 1,3 mln aan extra middelen doordat de daling van het aantal kinderen in schippersinternaten met 75 pas in 2009 wordt geteld. Ook kan het direct vrijspelen van de wachtgeld-middelen extra (structurele) financiële ruimte geven.

Reactie op brieven van de sector
Voordat wordt ingegaan op de vragen van de sector en de afspraken die zijn gemaakt met Censis, wil ik ingaan op het verschil tussen schippersinternaten en geïndiceerde jeugdzorg.
Het door de overheid gesubsidieerde schippersinternaat vindt zijn oorsprong in het garanderen van het nakomen van de leerplicht. Het gaat om het faciliteren van ouders om hun beroep als schipper uit te kunnen oefenen, terwijl hun kinderen naar school kunnen. De verantwoordelijkheid van de overheid is op dit terrein een andere dan bij geïndiceerde jeugdzorg. Het gaat bij de schippersinternaten niet om ouders en kinderen met ernstige opvoed- en opgroeiproblemen. Het streven is erop gericht een normaal pedagogisch klimaat te bieden aan kinderen. Daar waar specifieke zorg nodig is, zou betrokkenheid van andere meer op zorg gerichte instanties gezocht moeten worden.

De sector heeft stevige eisen wat betreft het toekomstbestendig maken van deze krimpende sector. Men vraagt euro 4 mln voor verbetering van de kwaliteit en euro 3 mln voor verbetering van de arbeidsvoorwaarden, naast de nog lopende discussie van euro 0,7 mln waar de motie Van der Vlies (TK 30 800 XVI, nr. 112) over sprak.
In de brief van Staatssecretaris Ross-Van Dorp van 18 januari 2007 ter beantwoording van vragen van uw Kamer betreffende de schippersinternaten
(TK 29 815/29 214, nr. 20) is uitgebreid ingegaan op de totstandkoming van het kindbedrag, de discussie over de kwaliteit en de arbeidsvoorwaarden. Ook ik ben op deze onderwerpen ingegaan in mijn brief van 10 september 2007 (TK 29 214 en 30 800 XVI, nr. 25). Hieronder zal ik enkele aanvullende opmerkingen maken.

Kwaliteit
Staatssecretaris Ross-Van Dorp heeft u op 23 oktober 2006 het onderzoek van Berenschot betreffende een evaluatie van de subsidieregeling en een onderzoek van de Inspectie Jeugdzorg naar de kwaliteit binnen de sector schippersinternaten doen toekomen
(TK 29 214/29 815, nr. 18). In dit laatste onderzoek uit 2005 werd vastgesteld dat het kwaliteitsbeleid van de sector schippersinternaten voldoet aan de eisen van het ministerie en de verwachtingen van de Inspectie. Daarnaast heeft de Inspectie vastgesteld dat de internaten voldoende zorg leveren aan de kinderen en dat zij voldoende voorwaarden scheppen voor de veiligheid van de kinderen in internaten. Berenschot constateerde in zijn evaluatie van de subsidieregeling in 2005 eveneens dat er sprake was van een kwalitatief verantwoorde zorg, maar dat het in stand houden van deze kwaliteit wel onder druk stond door druk op de beschikbare financiële en personele middelen.
In de zelfde brief heeft de Staatssecretaris aangegeven extra middelen uit te trekken om verzorging, opvoeding en huisvesting van de kinderen in schippersinternaten van voldoende kwalitatief niveau te laten blijven. Dit is gebeurd door de normbedragen op het niveau te brengen waarin deze waren vastgesteld bij de inwerkingtreding van de regeling in 2001. Materieel betekende deze prijsbijstelling van het normbedrag een verhoging van het budget van euro 0,5 mln structureel. Met de overheidsbijdrage in de arbeidsontwikkeling (ova) die jaarlijks wordt uitgekeerd, is de sector voor loonbijstelling gecompenseerd. Met deze twee componenten moet de sector in staat worden geacht voldoende kwaliteit te leveren.

Tussen het verschijnen van de rapporten van Berenschot en de Inspectie Jeugdzorg en nu is twee jaar verstreken. In de subsidieregeling is opgenomen dat Censis regelmatig rapporteert over de kwaliteit, waaronder huisvesting, verzorging en opvoeding van de kinderen. Onlangs is dit gebeurd, waarna een extern bureau de zelfrapportage beoordeelt. Tijdens het overleg op 6 september 2007 is afgesproken dat de Inspectie Jeugdzorg dit resultaat zal toetsen, zoals dat ook bij de vorige rapportage is gebeurd. Deze toetsing is een bestendiging van de huidige situatie, waarmee niet gezegd wil zijn dat er bij de schippersinternaten sprake is van jeugdzorg in de gebruikelijke betekenis van het woord.
Uitkomsten van extern onderzoek naar de kwaliteit zijn voorzien voor het voorjaar 2008. Op dat moment kunnen meer geobjectiveerde uitspraken worden gedaan over de huidige kwaliteit bij de schippersinternaten.

Conclusie
Het is belangrijk vooruit te kijken naar komende ontwikkelingen in de sector schippersinternaten. De sector pakt dit goed op door aan een toekomstvisie te werken. Het voorstel dat tijdens het vervolgoverleg van 26 september is gedaan, met daarin de garantie voor 2008 van het budget van 2007, geeft voldoende tijd en financiële ruimte voor zorgvuldige afweging van gevolgen van deze toekomstvisie voor het kindbedrag.

De Minister voor Jeugd en Gezin,

mr. A. Rouvoet