Overheidslagen controleren elkaar te veel
Het specifieke toezicht dat het rijk op provincies en gemeenten uitoefent kan aanmerkelijk worden verminderd. Door te volstaan met generiek toezicht worden de decentrale overheden minder belast en komt er een eind aan de lappendeken van toezichtvormen. Dat staat in het advies van de commissie Doorlichting Interbestuurlijke Toezichtarrangementen (DIT). De voorzitter van de commissie, mr. dr. M. Oosting, heeft het advies vandaag aangeboden aan minister Ter Horst (Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties).
De commissie DIT is in augustus 2006 ingesteld. Aanleiding was de constatering van het kabinet dat er regelmatig onduidelijkheid is over taken en bevoegdheden tussen overheden onderling. Het toezicht dat het rijk uitoefent blijkt sterk verkokerd en er is sprake van een opeenstapeling van toezicht in het interbestuurlijke verkeer. (Met stapeling wordt bedoeld dat zowel het rijk als de provincie op hetzelfde domein toezicht houden op de gemeente. Een voorbeeld is het toezicht op de uitvoering van de natuurbeschermingswet door zowel rijk als provincie.) De commissie DIT werd gevraagd advies uit te brengen over zowel de vereenvoudiging van als de vergroting van de effectiviteit van het toezicht.
De commissie constateert dat voor het interbestuurlijk toezicht in principe volstaan kan worden met de bestaande generieke instrumenten: de bevoegdheid tot schorsing en vernietiging (door de Kroon) en de bevoegdheid tot ingrijpen bij taakverwaarlozing (door de meest nabije bestuurslaag). Deze instrumenten zijn ten onrechte in de taboesfeer terecht gekomen, aldus de commissie. Om gebruikt te kunnen worden, moeten ze worden herijkt en gerevitaliseerd. Daarnaast moeten horizontale vormen van verantwoording en kwaliteitsborging worden versterkt. De commissie noemt in dit verband de mogelijkheden tot samenwerking op lokaal niveau en het inrichten van gezamenlijke servicecentra.
Het advies van de commissie betekent een forse verandering. Het specifieke toezicht wordt verminderd en voor gemeenten zal de rol van toezichthouder in de regel bij de provincie komen te liggen. Dit proces is niet van de ene op de andere dag te realiseren. Daarom adviseert de commissie een overgangsperiode van maximaal twee jaar voor de nodige uitwerking. Het ministerie van BZK zou de regie moeten voeren over dit proces.
Minister Ter Horst zei in haar reactie dat het advies past in haar streven naar vernieuwing van de rijksdienst en de weg van decentralisatie. Zij zal het rapport aan de Tweede Kamer aanbieden en zegde toe dat in december het kabinetsstandpunt over het rapport zal worden uitgebracht.