Conferentie VenW internationaal staatssecretaris
Alleen de uitgesproken tekst geldt.
Dames en heren,
Overal ter wereld proberen landen de klimaatverandering in tempo en omvang te beperken door de uitstoot van broeikasgassen terug te dringen. Dat is nodig om de gevolgen van die klimaatverandering op mondiale schaal te beperken. Maar sommige veranderingen in het klimaatsysteem lijken niet meer tegen te houden te zijn. Er blijft ons daarom weinig anders over dan ons aan die veranderingen aan te passen. Aanpassing, of adaptatie, is een soort overlevingsstrategie om met de lokale en regionale gevolgen van klimaatverandering om te gaan.
Als laaggelegen land waar enkele grote rivieren in uitstromen, is Nederland bij uitstek een land dat er niet omheen kan zich aan te passen. Allereerst zullen we dat in overleg met onze buurlanden moeten doen. En dus werken we samen met andere landen die in de stroomgebieden van die rivieren liggen. Ook in Europees verband werken we samen. Op watergebied zijn er al verschillende richtlijnen, zoals de Kaderrichtlijn Water en de hoogwaterrichtlijn, bedoeld om overstromingen te voorkomen. Bovendien heeft de Europese Commissie voorstellen voor adaptatiemaatregelen vastgelegd in een zogeheten Groenboek Adaptatie.
Toch zal Nederland zich ook zelfstandig op de toekomst moeten voorbereiden. Daarom staat er letterlijk in het coalitieakkoord dat aanpassing een voorname rol zal spelen bij de toekomstige ruimtelijke ontwikkeling van Nederland. Dat betekent nogal wat. Het is niet overdreven om te beweren dat we voor een van de grootste ruimtelijke opgaven van de eenentwintigste eeuw staan. Adaptatie stelt ons voor uiteenlopende, zeer complexe vraagstukken, vooral op ruimtelijk gebied.
Ik wil u graag een paar van die vraagstukken noemen. Neem de vraag wat klimaatverandering betekent voor de manier waarop we in Nederland bouwen. Welk risico mogen de bewoners van een woonwijk lopen? Welk risico bedrijfsterreinen? En welk risico vitale infrastructuur? Moeten we woningbouwplannen voor diepe polders heroverwegen?
Veiligheid is het thema waar het uiteindelijk allemaal om draait als we het over adaptatie hebben, al hebben we nu vooral te maken met wateroverlast. De vraag is welke maatregelen de beste zijn. Moeten we op grote schaal compartimenteringsdijken aanleggen? Als we nieuwe snelwegen ontwerpen, moeten we dat dan zo doen dat ze als tweede waterkering of als evacuatieroute kunnen dienen?
Of neem de zoetwaterhuishouding. We kunnen zoetwater blijven gebruiken om de verzilting in het laaggelegen deel van Nederland tegen te gaan, maar we kunnen er ook voor kiezen verzilting toe te staan en te investeren in nieuwe gewassen en natuurtypen. Op die manier kunnen we het zoete water voor andere gebieden en functies benutten.
Adaptatie brengt, tot slot, ook vraagstukken van financiële aard met zich mee. Hoe reserveren we ruimte voor investeringen die we pas over twintig, veertig of honderd jaar nodig hebben, bijvoorbeeld voor een bredere kustverdediging of voor de grote rivieren? En hoe kunnen we financiering regelen van investeringen die zich pas in de verre toekomst terugbetalen of die de ene partij alleen maar geld kosten en waar een andere van profiteert?
Het zijn ingewikkelde kwesties waar niet slechts één antwoord op mogelijk is. Ik schets ze hier voor u om u te laten zien hoe aanpassing ons dwingt na te denken over vraagstukken die raken aan de kern van onze samenleving, aan een manier van leven die we al eeuwen gewend zijn. Enkele van deze kwesties zijn vandaag in de werkgroepsessies de revue gepasseerd.
Ik noem bovendien juist deze vraagstukken omdat ze in al hun complexiteit laten zien dat we een welvarende, hoogontwikkelde natie zijn die het zich kan veroorloven zich op tijd op klimaatverandering voor te bereiden. Veel landen, vooral arme landen, zijn minstens zo kwetsbaar voor de gevolgen van de klimaatverandering als ons land. Maar zij beschikken niet over de kennis, de ervaring en de middelen om voor de beste oplossing te kiezen. Het vermogen tot aanpassing is oneerlijk verdeeld in de wereld. Sommigen van u zijn in het buitenland actief bezig met water en klimaatverandering en hebben dat, als weinig andere VenW’ers, met eigen ogen kunnen zien.
Zo’n zestig procent van de wereldbevolking woont in deltagebieden. Dat percentage wordt alleen maar groter. Juist in arme deltagebieden vinden we veel metropolen, vaak met sloppenwijken die op de oevers van rivieren zijn gebouwd. Veranderingen in het klimaat en van het bodemniveau laten zich hier onmiddellijk gelden. Deze landen worden steeds kwetsbaarder voor overstromingen en wateroverlast.
Dit kabinet vindt dat Nederland, als land dat in feite boogt op meer dan duizend jaar ervaring met adaptatievraagstukken en dat geldt als expert bij uitstek op dit gebied, de plicht heeft om deze arme landen te helpen. Het verklaart zich solidair en wil een substantiële bijdrage leveren aan het halen van de millenniumdoelstellingen die de 191 lidstaten van de Verenigde Naties zich in 2000 hebben gesteld. Water is in feite voor al die doelstellingen van belang, maar het gaat hier vooral om de achtste doelstelling: het verzekeren van een duurzame omgeving.
Het kabinet wil actief aan het behalen van de millenniumdoelstelling bijdragen door de Nederlandse kennis en ervaring op het gebied van water- en deltatechnologie – met nadruk op klimaatadaptatie – aan deze landen ter beschikking te stellen. Nederland zal ze in tijden van extreme droogte of bij overstromingen actief hulp verlenen. Ook zal ons land een pool van deskundigen formeren die hulp en advies op het terrein van wateradaptatie kunnen bieden. Het Nederlandse Co-operative Programme on Water and Climate kan daarin een nuttige rol vervullen.
Het klinkt misschien allemaal als louter goede bedoelingen, maar zo is het niet. We gaan serieus met deze voornemens aan de slag. Ik wil hier nader ingaan op de samenwerking met Indonesië als concreet voorbeeld van de manier waarop we te werk gaan.
Naar aanleiding van de grootschalige overstromingen in Jakarta, afgelopen februari, is binnen het programma Partners voor Water 1,3 miljoen euro vrijgemaakt. Met dat geld ondersteunen we de Indonesische regering met advies over de ruimtelijke aanpak van overstromingsrisico’s, over communicatie met de bevolking en over participatie van burgers.
Daarnaast wordt in Semarang een polder aangelegd en ingericht die de binnenstad beter moeten beschermen tegen overstromingen, is er in mei in Jakarta een workshop over water en klimaat gehouden en gaat Nederland intensiever met Indonesië samenwerken op het gebied van klimaatbeleid. Tot slot zetten Nederland en Indonesië ontwikkelingsprogramma’s op om te voorkomen dat kwetsbare veengebieden inklinken en tot meer kooldioxide-uitstoot zullen bijdragen. Zulke programma’s vinden bijvoorbeeld plaats op Kalimantan en Sumatra.
Dames en heren,
U hebt hier vandaag, op de conferentie VenW Internationaal, uiteenlopende kwesties besproken die samenhangen met klimaatverandering. U hebt de mening van de heer Reijnders over dit onderwerp gehoord en u hebt actief deelgenomen aan werkgroepsessies. U bent daardoor weer volledig toegerust om uw eigen bijdrage te leveren aan het internationale klimaatbeleid van ons ministerie. Ik wens u toe dat u uw nieuw opgedane kennis niet alleen zult kunnen inzetten om ons eigen land klimaatbestendig te maken, maar de wereld als geheel.
Ik dank u voor uw aandacht.