Brief aan de Tweede Kamer over de inventarisatie van grootschalige ICT-projecten
Naar aanleiding van de motie Hessels c.s. van 13 juni jongstleden (motie 26 643, nr. 93) stuur ik u hierbij, mede namens de staatssecretaris van Economische Zaken, de door u gevraagde inventarisatie van grootschalige ICT-projecten die op dit moment lopen bij de rijksoverheid.
In de motie hebt u gevraagd om een overzicht en stand van zaken van ICT-projecten groter dan euro 100 miljoen bij de rijksoverheid. Enkele overwegingen hebben mij ertoe gebracht uw verzoek nader te interpreteren.
Ten eerste is de definitie van wat een ICT-project is, moeilijk te bepalen. De ICT-component is onlosmakelijk verweven met vrijwel elk werkproces. Aangezien praktisch elk project dus een grotere of kleinere ICT-component bevat, heb ik aan mijn collega’s gevraagd om alle ontwikkelingsprojecten te noemen waarbij bouw of verbouw en ingebruikname van ICT-systemen een belangrijke succesfactor is, dan wel een overwegend aspect van de werkzaamheden.
Ten tweede heb ik mijn collega’s verzocht niet terughoudend te zijn in hun opgave. Ik heb verzocht in ieder geval die projecten te noemen, waarover reeds aan de Kamer is gerapporteerd. Voorts heb ik de financiële ondergrens gesteld op 20 mln euro in plaats van 100 mln, om zo tot een iets ruimer overzicht te komen. Wel zijn er enkele projecten onder de 20 mln opgenomen vanwege hun importantie. Daarmee is echter geen compleet overzicht gegeven van projecten onder de 20 mln. Met de definitie van ICT-uitgaven sluit ik aan bij de definitie van het CBS voor ICT-uitgaven.
Ten derde heb ik aan mijn collega’s ook gevraagd om niet alleen projecten te noemen die tot de rijksoverheid in enge zin behoren (de kernministeries en baten/lastendiensten), maar voor zover mogelijk ook projecten die zich afspelen bij ZBO’s, of projecten die net buiten de directe operationele verantwoordelijkheid van de betrokken departementen vallen.
Het resultaat van de inventarisatie treft u hierbij aan.
Uit de inventarisatie blijkt dat overheidsprojecten met een grote ICT-component, net als vrijwel ieder ander project, te maken hebben met grote en minder grote risico’s. Voorbeelden zijn veranderingen in wet- en regelgeving of in politieke prioriteiten gedurende de soms lange looptijd van overheidsprojecten en de grote afhankelijkheid van (projecten bij) andere organisaties. Deze organisaties bevinden zich lang niet altijd binnen de (rijks)overheid, maar ook in andere bestuurslagen, in de particuliere sector en in andere landen. Veranderingen in bijvoorbeeld prioriteitsstelling bij deze organisaties zijn moeilijk of niet te beïnvloeden maar kunnen wel grote impact hebben op de (ICT)-projecten van de (rijks)overheid.
Ook merk ik op dat waar wij spreken over ICT-projecten, het meestal niet gaat over enkelvoudige projecten, maar over programma’s die bestaan uit een samenstel van meerdere projecten met een soms lange doorlooptijd. Bovendien zijn er programma’s met een grote ICT-component waarvan afzonderlijke onderdelen onder verantwoordelijkheid van verschillende ministers of andere overheden, of in verschillende maatschappelijke sectoren worden uitgevoerd. Een voorbeeld hiervan is de realisatie van de e-overheid, waarbij de afzonderlijke ICT-projecten in gezamenlijkheid een programma vormen. Over de voortgang van dat programma en de samenhang tussen de projecten die het vormen en die in het algemeen financieel niet omvangrijk zijn (dat wil zeggen kleiner dan 20 mln), wordt uw Kamer geïnformeerd door de staatssecretaris van BZK die daarvoor de coördinerende verantwoordelijkheid draagt.
Dit soort factoren maakt dat tussentijdse bijstellingen van een projectopgaaf, ook in financiële zin, niet ongebruikelijk zijn, vaak zelfs onvermijdelijk. Het eerder opgeroepen beeld van “miljardenverspillingen” behoeft mijns inziens dan ook nuancering. Niet uit te sluiten valt dat er ook in ICT-projecten bij de rijksoverheid het nodige mis gaat. Uit de inventarisatie blijkt echter ook dat de meeste projecten volgens planning verlopen of te maken hebben met tussentijdse bijstellingen binnen de reguliere kaders. Dat neemt niet weg dat ik het belangrijk vind om te analyseren op welke manier de werkwijze rond grote ICT-projecten kan worden verbeterd.
In de motie Hessels heeft u mij verzocht om de coördinatie van grootschalige ICT-projecten bij de rijksoverheid tot onderdeel te maken van het project Reorganisatie Rijksdienst. In het u separaat aangeboden Plan voor de Vernieuwing van de Rijksdienst besteed ik inmiddels aandacht aan de verbetering van de coördinatie van de ICT in de sfeer van de bedrijfsvoering van de Rijksdienst zelf. Ook daar is immers sprake van enkele grootschalige ICT-projecten.
Echter, verreweg de meeste grootschalige ICT-projecten betreffen uiteraard niet de bedrijfsvoering van de departementen, maar het primaire proces van de overheid. Voordat ik kom met meer diepgaande inhoudelijke voorstellen op het punt van de coördinatie hiervan, wil ik graag de bevindingen afwachten van de Algemene Rekenkamer.
Tegelijkertijd met de motie Hessels heeft u immers aan de Algemene Rekenkamer gevraagd om een onderzoek te doen naar de uitgaven aan grootschalige ICT-projecten bij de rijksoverheid (motie Gerkens c.s., 26 643 nr. 92 van 13 juni jongst leden). Ik heb begrepen dat de Algemene Rekenkamer eind november haar eerste bevindingen aan u zal presenteren, en daarna nog een verder verdiepend onderzoek zal doen waarover zij medio 2008 zal rapporteren.
Ik verwacht begin volgend jaar samen met de staatssecretaris van Economische Zaken en mede op basis van de eerste bevindingen van de Algemene Rekenkamer, onderbouwde voorstellen aan u te kunnen doen.
Met u ben ik van mening dat dit onderwerp onze nadrukkelijke aandacht verdient.
DE MINISTER VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES
Mevrouw dr. G. ter Horst