Brief aan de Tweede Kamer over elektronische functionaliteit op Nederlandse identiteitskaart

In het Algemene Overleg (AO) van 5 september 2007 over de elektronische overheid heb ik op vragen van de zijde van de Tweede Kamer gezegd dat de eerdere planning die aan de Kamer is afgegeven voor de invoering van de elektronische functionaliteit op de Nederlandse identiteitskaart (NIK) niet realistisch is. De wettelijke basis die nodig is voor de elektronische functionaliteit is niet gereed. Het wetsvoorstel verkeert nog in de fase van interdepartementale afstemming. Gelet daarop heb ik in het AO gesteld dat de invoering van de elektronische functionaliteit nog zeker twee en een half jaar op zich zal laten wachten. Tevens heb ik aangegeven dat een tweetal bedrijven een kort geding had aangespannen, omdat zij van mening waren dat de Staat het aanbrengen van de elektronische functionaliteit op de bestaande NIK niet door de producent van de Nederlandse reisdocumenten mocht laten uitvoeren.

Inmiddels heeft de rechtbank uitspraak gedaan in dit kort geding en de bedrijven in het gelijk gesteld. Uit het vonnis is op te maken dat de rechter van mening is dat de elektronische functionaliteit in 1999, toen de productie van de Nederlandse reisdocumenten Europees is aanbesteed, in onvoldoende mate is verankerd in de scope van de aanbesteding. Deze uitspraak heeft mij verwonderd aangezien zowel in het selectie- als in het offerte-aanvraagdocument uit 1999 uitdrukkelijk is bepaald dat de NIK geschikt gemaakt moest worden om te kunnen worden gebruikt in een elektronische omgeving. Integraal onderdeel van de aanbestedingstukken is een brief van 30 maart 1999 aan de Tweede Kamer (TK, vergaderjaar 1998-1999, 25 764, nr. 10) waarin expliciet staat dat de NIK op termijn zal worden toegerust met een elektronische handtekening. Ik voeg hieraan toe dat bij de aanbesteding in 1999 de keuze is gemaakt, in het belang van een optimale beveiliging van de reisdocumentenketen, om het personaliseringsproces en de ICT-ondersteuning van het aanvraag- en het uitgifteproces in handen van de producent van de reisdocumenten te leggen

Gelet op de uitspraak heb ik besloten om spoedappèl in te stellen tegen onderdelen van het vonnis in het kort geding dat GetronicsPinkRoccade heeft aangespannen. Tevens start ik een bodemprocedure in zowel de zaak van GetronicsPinkRoccade als AET met betrekking tot de vraag of de elektronische functionaliteit op de NIK al dan niet in 1999 mee is aanbesteed. Verder beraad ik mij thans over de vraag of en hoe de technische realisatie van de elektronische functionaliteit kan worden geëffectueerd. Zodra ik daaromtrent conclusies heb getrokken zal ik de Kamer daarover informeren.

DE STAATSSECRETARIS VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES,

drs. A.Th. B. Bijleveld-Schouten