Antwoorden op kamervragen van Goyert en Van den Berg over Pijnkenniscentra
De Voorzitter van de Eerste Kamer
der Staten-Generaal
Postbus 20017
2500 EA DEN HAAG
Antwoorden van minister Klink op kamervragen van Goyert (CDA) en Van den Berg (SGP) over Pijnkenniscentra (138.182-u-EJ-KC).
Vraag 1
Is het u bekend dat de Samenwerkende Pijnkenniscentra u bij brief van 1 maart 2007 hebben verzocht de financiering van de Pijnkenniscentra ook na 1 januari 2008 voor een periode van 5 jaar te continueren en uit te breiden met 4 nieuwe centra, zodat alle universitaire medische centra over een dergelijk Pijnkenniscentrum beschikken?
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Waarom hebben de initiatiefnemers nog steeds geen antwoord op hun brief gekregen?
Antwoord 2
De Samenwerkende Pijnkenniscentra hebben inmiddels een brief ontvangen van 26 juli 2007. Een kopie van deze brief heb ik bijgevoegd.
Vraag 3
Bent u nog steeds voornemens om de Pijnkenniscentra op te heffen met ingang van 1 januari 2008?
Antwoord 3
Ik zal per genoemde datum de financiering van de Pijnkenniscentra (PKC’s) beëindigen. Dit voornemen is lang van tevoren en uitgebreid met de PKC’s besproken, opdat zij tijdig voor hun activiteiten andere financieringsbronnen konden vinden. Het is niet mijn bedoeling, en ik beschik ook niet over een instrument daartoe, om de centra op te heffen.
Vraag 4
Hoe is dit te rijmen met het voornemen van de regering, vermeld in het regeerakkoord en het Beleidsprogramma om de palliatieve zorg te bevorderen ?
Antwoord 4
In het najaar zal in vervolg op de brief over ‘palliatieve zorg; de pioniersfase voorbij’, die op 7 juni 2007 aan de Tweede Kamer is gestuurd, een plan van aanpak verschijnen dat in samenwerking met met veldpartijen wordt opgesteld. Het plan van aanpak zal onder andere betrekking hebben op een nieuw zorgmodel waarin palliatieve zorg in een eerdere fase in de curatieve zorg en beschikbare kennis (ook op het terrein van pijnbestrijding) beter en breder wordt verspreid onder generalistische en gespecialiseerde zorgverleners.
Vraag 5
Waarom wordt in het kader van de voorgestane innovatie geen prioriteit meer gegeven aan de verdere ontwikkeling en verspreiding van pijnbestrijding?
Antwoord 5
De reden van de oprichting van de Pijnkenniscentra in 1994 was dat pijn destijds een onderbelicht fenomeen was. Een stimulans in de vorm van financiële ondersteuning lag daarom in de rede. Sinds die tijd zijn er van overheidswege veel initiatieven en activiteiten op het gebied van pijn financieel ondersteund. Ik noem daarbij een drietal onderzoeksprogramma’s over pijn, gecoördineerd door ZonMW, en de aanwijzing en bekostiging van een aantal ontwikkelcentra op het gebied van pijnrevalidatie.
Inmiddels zijn we dertien jaar verder en is er veel deskundigheid en ervaring opgebouwd: pijn is niet langer een onontgonnen terrein. Tegelijkertijd zijn – kort samengevat - de verantwoordelijkheden voor de kwaliteit van zorgverlening verschoven naar veldpartijen terwijl de overheid veel meer op afstand blijft waar dat kan. Ik meen dan ook dat ‘pijn’ niet langer als een geïsoleerd fenomeen vanuit de overheid een kwaliteitsimpuls behoeft.
Vraag 6
Kunt u een reactie geven op de eerder genoemde nota “De Pijnkenniscentra na 2007: een absolute noodzaak!”?
Antwoord 6
Het rapport is besproken in een overleg op 14 maart 2006 tussen vertegenwoordigers van de PKC’s en het ministerie van VWS. Hierin heeft VWS aangegeven dat het rapport helder en inzichtelijk is. Er wordt duidelijk gemaakt waar de PKC’s effect hebben gehad, en welke hiaten er nog zijn in de pijnbestrijding. De nota was opgesteld op verzoek van VWS, in vervolg op een afspraak uit het overleg van 17 mei 2005. Doel van de nota was om de afgelopen 12 jaar te evalueren, alsmede een visie te geven voor de periode na 2007, waarin de PKC’s het zonder financiële ondersteuning vanuit de overheid moeten stellen. De visie voor de toekomst komt er op neer dat er nog veel werk te doen is, waarbij netwerkvorming en –intensivering van groot belang is, en dat de PKC’s inhoudelijk de regie willen hebben.
De PKC’s zien ook blijvend een financierende rol voor de overheid weggelegd, welk standpunt ik niet deel. Dit is meerdere malen uiteengezet aan partijen, en nogmaals bevestigd in de brief van 26 juli 2007. Er zijn ook alternatieven voor de financiering van de activiteiten van de PKC’s besproken. Voor toelichting hierop verwijs ik u kortheidshalve naar bijgevoegde brief.
1) Kenmerk 07.06.BC.AW.JP
2) Pijnbestrijding is immers een wezenlijk onderdeel van de palliatieve zorg, de kennis op dit gebied vertoont nog veel hiaten en de toepassing van bestaande mogelijkheden is nog lang niet op het gewenste niveau, zoals aangegeven in de nota “De Pijnkenniscentra na 2007: een absolute noodzaak!“