Een betere maar ook kleinere rijksdienst

Een rijksdienst die beter beleid maakt, minder verkokerd is, efficiënter werkt en in omvang kleiner is. Dat is de kern van de Nota Vernieuwing Rijksdienst (VRD), die minister Ter Horst (Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties) vandaag namens het kabinet naar de Tweede Kamer heeft gestuurd. De nota bevat het programma waarmee het kabinet invulling geeft aan de doelstelling uit het coalitieakkoord om het functioneren van de overheid te verbeteren en tegelijkertijd te komen tot een forse afslanking van de rijksdienst.

Beter beleid

De nota bevat tal van voorstellen om de wijze waarop beleid tot stand komt te verbeteren. Er zal meer gelet worden op de uitvoerbaarheid van beleid, de wetgevingskwaliteit gaat omhoog, de planning- en controlcyclus wordt verbeterd en er wordt meer gewerkt in programma’s en projecten, zowel departementaal als interdepartementaal.
Ook wordt de kennisfunctie van het rijk gewijzigd, o.a. door het aantal planbureaus terug te brengen van vier naar drie. De structuur van adviesraden wordt anders opgezet. In plaats van vaste adviesraden per departement komt er een veel flexibeler opzet, gericht op een beperkt aantal grote beleidsdomeinen. Dat zijn enkele voorbeelden van de voorgestane verbeteringen. Die gaan gepaard met een drastische verkleining van de beleidskernen van de ministeries waar 20% van de functies komt te vervallen.

Minder lastendruk

Belangrijk onderdeel van het programma Vernieuwing Rijksdienst is het streven om minder administratieve lastendruk te hebben voor bedrijven, burgers, professionals en ook tussen overheden onderling. De overheid moet helpen, niet hinderen. Het gaat dan om zaken als: minder administratieve rompslomp, gemakkelijker procedures bij vergunningen, betere dienstverlening en informatievoorziening. Daarvoor zijn Plannen van aanpak opgesteld. Die raken ook sterk de inspecties bij het rijk. Door uit te gaan vertrouwen in plaats van wantrouwen en door een andere wijze van werken kan tevens de omvang van de rijksinspecties met 20% afnemen.

Betere bedrijfsvoering

De bedrijfsvoering van het rijk zal efficiënter worden, o.a. door veel meer samen te doen en werkzaamheden onder te brengen in gemeenschappelijke werkapparaten. Het huisvestingsbeleid zal worden aangepast, zodat de beleidsambtenaren dichter bij elkaar en bij het Binnenhof komen. Er zal één standaard rijkswerkplek worden ontwikkeld waardoor in beginsel straks alle beleidsambtenaren beschikken over dezelfde werkomstandigheden en met name ook dezelfde kantoorautomatisering. Dat bevordert de efficiency en de flexibiliteit.

Ook zal het personeelsbeleid veranderen. De beleidsambtenaren zullen worden aangesteld in dienst van het rijk en niet meer bij één specifiek departement. Daardoor kunnen ze sneller van de ene plek naar de andere en wordt mobiliteit gestimuleerd. Op deze wijze wordt de samenwerking vergemakkelijkt en de verkokering tegengegaan.
Om de samenhang en efficiency in de bedrijfsvoering van het rijk te verbeteren komt er een aparte DG Bedrijfsvoering Rijk die belast wordt met het beleid op gebied van personeel, organisatie, ICT, huisvesting en inkoop. Op het totaal van de ondersteuning kan 25% worden bezuinigd.

De afslanking

In totaal wordt op het rijksapparaat euro 630 miljoen bezuinigd. Dat betekent dat er ongeveer 12.800 functies komen te vervallen. Vanzelfsprekend zal er ook sprake kunnen zijn van groei, bijvoorbeeld bij gevangenispersoneel of de Belastingdienst. Die groei zal apart worden bijgehouden. De afslanking is niet als een kaasschaaf verdeeld. Het beleid slankt met 20 % af, de inspectie ook, de ondersteuning met gemiddeld 25 %, maar de uitvoering wordt gespaard. Daar moet wel een efficiencyslag worden gemaakt, maar de afslanking blijft daar beperkt tot maximaal 10%.

De uitvoering

Voor de uitvoering van het programma zal een enorme inspanning nodig zijn. Op tal van plekken wordt daar al hard aan gewerkt. Het streven is dat er geen gedwongen ontslagen zullen vallen. Uitgangspunt is dan ook dat men van werk naar werk gaat. Om dat te stimuleren wordt er een aparte Mobiliteitsorganisatie opgericht. Overleg vindt nog plaats over het te voeren sociaal beleid en de voor de gewenste mobiliteit noodzakelijke voorwaarden.