Opening Cuypers expositie
Dames en heren,
Nog maar een paar weken geleden was ik hier op werkbezoek, toen heb ik de bijzondere tentoonstelling over Le Corbusier gezien, maar ook de bibliotheek en het indrukwekkende archief: de schatkamer van de Nederlandse architectuur. En vandaag heb ik de eer om een overzichtstentoonstelling over Pierre Cuypers te openen.
Mijn Limburgse collega Frans Timmermans, staatssecretaris van Europese Zaken, opent simultaan de tentoonstelling in de dependance van het NAi in Maastricht. Cuypers is geboren, getogen en overleden in Roermond: dat Limburg zijn eigen zoon nog eens met een aparte tentoonstelling eert, mag dan ook geen wonder heten. Te meer omdat Cuypers als befaamd katholieke kerkenbouwer met name ten zuiden van de grote rivieren zijn sporen heeft achtergelaten. Maar vergis u niet: ook in Amsterdam heeft hij maar liefst zes kerken gebouwd! (Vondelkerk, Heilige Dominicus, Onze Lieve Vrouwe de Posthoorn, Heilige Willibrordus, Nicolaas & Barbara ‘de Liefde’, Heilige Maria Magdalena – de laatste 3 zijn gesloopt)
Toch is Cuypers bij het grote publiek vooral bekend door het Rijksmuseum - geen kerk, maar wel een kathedraal voor de kunst - en het Centraal Station in Amsterdam.
Cuypers werd in zijn eigen tijd al geëerd en gewaardeerd, maar hij was zeker niet onomstreden. De ene (vooral katholieke) helft liep met hem weg, de andere helft verfoeide zijn werk en beschouwde het als Roomse pronkzucht, met zijn hoog opgetrokken gewelven, pilaren en heel veel hoog oprijzende torens. Inderdaad, de kenmerken van de middeleeuwse kathedralen waarin Cuypers zijn inspiratiebron vond voor een eigen nationale architectuur, de neogotiek. Deze stijl was voor hem de ideale vorm om in te bouwen. De katholieke schrijver Joseph Alberdingk Thijm omschreef deze stijl als de ware katholieke architectuur. Cuypers werd dan ook ‘Gods eigen bouwmeester’ genoemd. Toch kan ik niet geloven dat de neogotiek een door de katholieke God gegeven bouwstijl is. Ik denk deels ook dat neogotiek in Nederland als ‘typisch katholiek’ werd beschouwd om de doodeenvoudige reden dat Cuypers hier zoveel katholieke kerken bouwde. Dat lag overigens nog wel eens gevoelig bij het liberale volksdeel. Zoals bij de bouw van het Rijksmuseum, dat als representatief Rijksmuseum geen katholiek bolwerk mocht worden. Dat was nog een stevig twistpunt, met name de protestantse gemeenschap had veel moeite met zijn ontwerp. Dergelijke discussies zijn nog steeds actueel, zo kan er tegenwoordig geen moskee worden gebouwd of er wordt getwist over de hoogte van de minaretten. Maar Cuypers’ werk wordt vandaag de dag breed gewaardeerd. Het Rijksmuseum wordt momenteel als zijn belangrijkste creatie weer zoveel mogelijk in oude luister hersteld. We vinden het allemaal mooi, het is weer van ons, een symbool van een gezamenlijk glorieus verleden.
De stijl van Cuypers is klassiek, maar zijn gedachtegoed heeft nog veel raakvlakken met de actualiteit. Hij koos heel duidelijk stelling in het debat over de betekenis van architectuur in het kader van godsdienst en gemeenschapszin. Hij zag architectuur als Gesamtkunstwerk. Cuypers stond een christelijk geïnspireerd harmoniemodel voor ogen, volgens het middeleeuwse gildemodel, waarbij gilden zorgden voor opleiding, voor ambachtsontwikkeling, maar ook voor een sociaal vangnet met bijvoorbeeld bijstand en ziekteverzekering voor de gildeleden en hun gezinnen. Cuypers had kortom een samenlevingsideaal. Hij geloofde dat hij met zijn architectuur de maatschappij kon veranderen. Zijn uiterst toegankelijke ontwerp voor het Rijksmuseum bewijst bovendien dat hij gevoel had voor het aloude sociaaldemocratische ideaal van volksverheffing.
Als architect stond Cuypers met beide benen in de maatschappij. Dat kan ook niet anders. Bouwkunst was ook in zijn tijd het resultaat van economische en maatschappelijke afwegingen, in de eerste plaats door de bestuurder en de projectontwikkelaar en in de tweede plaats door de architect. Hoewel, tweede plaats, dat is op zich al een interessante vraag, waar staat de architect, wanneer start zijn vormgeversrol: vooraan, in het midden of aan het einde van een proces?
Het gaat natuurlijk niet alleen om de vorm, de functie, de inhoud, de kubieke meters, de kosten. Het gaat er ook om dat je als architect iets neerzet waar je trots op kunt zijn, dat je bouwt voor de samenleving, met de menselijke maat als leidend principe. Dat de architectuur een bijdrage levert aan een maatschappij waarin iedereen zich goed voelt, door het creëren van een leefruimte die voor iedereen toegankelijk en veilig is. Uiteindelijk gaat het erom dat we voor elkaar een goed leven mogelijk maken, met mooie dingen waar we samen van kunnen genieten. Iedereen moet toegang krijgen tot – ik schrijf dat met beginkapitalen – Het Goede Leven.
De rol van de opdrachtgever is in dit proces essentieel. Want willen we niet alleen goed, maar ook mooi bouwen, dan moet de opdrachtgever daar ruimte voor geven, dan moet de opdrachtgever de toegevoegde waarde van ‘mooi’ inzien zonder het esthetische aspect als een overbodige kostenpost te beschouwen, als iets waar je zonder problemen op kunt bezuinigen. Je bent een ‘loser’ als je rommel bouwt.
Dames en heren,
Pierre Cuypers heeft veel betekend in zijn tijd. Hij durfde conceptueel te zijn en groot te denken: toch verloor hij daarbij de samenleving niet uit het oog. Daardoor kunnen we nog steeds van hem leren.