Het Nederlands onderwijs is doelmatig maar kan beter

Het Nederlands onderwijs functioneert goed en doelmatig. De prestaties van leerlingen en docenten zijn in internationaal perspectief bovengemiddeld.

Nederland zit niet in de kopgroep als het gaat om uitgaven voor het onderwijs. Om tot de top van de Europa te kunnen horen, is meer aandacht voor goed presterende studenten nodig. Ook is blijvend aandacht nodig voor de aanpak van schooluitval, voor reken- en taalvaardigheden en het geringe aantal afgestudeerden in bèta/techniek.

Dit zijn de belangrijkste conclusies uit het rapport Education at a Glance 2007, waarin de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO) het onderwijs in de OESO-landen onderling vergelijkt. De vergelijkende cijfers dateren uit de jaren 2004 en 2005, en uit het PISA-onderzoek naar vaardigheden van 15-jarige leerlingen uit 2003. De resultaten van het meest recente PISA-onderzoek worden naar verwachting eind 2007 door OESO gepresenteerd.

Uit het onderzoek blijkt verder dat het opleidingsniveau van de Nederlandse bevolking redelijk goed is, maar lager dan in Denemarken of Zweden. Een belangrijke reden is dat voortijdig schoolverlaten relatief veel voorkomt. De kans op werkloosheid onder personen zonder startkwalificatie is echter relatief laag, het Nederlands onderwijs lijkt goed aan te sluiten op de arbeidsmarkt.

In de leeftijdsgroep 25-34 jarigen is in Nederland 35 procent afgestudeerd in het hoger onderwijs. Dat is hoger dan gemiddeld in Europa (30%), maar lager dan in België, Finland en Frankrijk. Voor het hoger onderwijs geldt dat het percentage behaalde diploma’s ten opzichte van de instroom enkele jaren daarvoor in internationaal perspectief goed is, maar dat dit rendement wel verhoogd kan worden.