Toespraak minister Ter Horst bij opening academisch jaar Nederlands Instituut Fysieke Veiligheid
Ik wil beginnen – dames en heren - met te zeggen dat ik blij ben u – onze toekomstige brandweerofficieren – hier te mogen begroeten. We hebben u hard nodig en we zullen in de toekomst waarschijnlijk veel van u vragen; laten we daarover geen misverstanden bestaan.
Er zullen zelfs momenten komen waarop u zich zult afvragen waarom u geen makkelijker vak heeft gekozen. Hoe ver kun je gaan om je voor andere mensen in te zetten?
Als u op dat punt staat dan hoop ik dat u zich deze dag herinnert. Want u maakt vandaag een weloverwogen keuze voor een dienende taak, een verantwoordelijke taak. U bereidt zich voor op een positie waarbij velen – uw ondergeschikten en degenen die u moet beschermen – soms voor hun leven van u afhankelijk zullen zijn.
Ik zie dat velen van u uw familie of gezinsleden hebben meegenomen om dit moment met hen te delen. Dat is terecht, want ook op hen zal een beroep worden gedaan. Ze zullen zich soms grote zorgen maken.
En wij, van onze kant beloven u dat we steeds ons uiterste zullen doen om u met middelen en opleidingen op het niveau te brengen en te houden dat u nodig zult hebben om uw gevaarlijke en verantwoordelijke werk te kunnen uitvoeren.
Als u deze opleiding heeft gevolgd, hoe zal dan de brandweerwereld eruit zien? In wat voor setting zult u straks uw werk moeten doen? Het zijn reële vragen want de crisisbeheersing en de rampenbestrijding zijn organisatorisch in beweging.
Ik weet ook niet alle antwoorden, maar ik heb zo wel een paar ideeën. We zijn het er – in de eerste plaats - allemaal over eens dat er lokaal een nauwe samenwerking moet zijn tussen brandweer, politie, GHOR en tussen hen en de gemeenten, het onderwijs, en bijvoorbeeld de lokale ondernemers.
Waar ik níet in geïnteresseerd ben is een competentiediscussie. Ik wil óplossingen die werken; waar de veiligheid wordt gediend door instanties en personen die inzien dat ze samen met anderen méer kunnen dan alleen. En dan kom ik dus vanzelf ook weer bij u terecht. Van u verwacht ik dat u met die grondhouding uw toekomstig werk tegemoet treedt.
Dames en heren, waarom benadruk ik die grondhouding? Dat is omdat een aantal zaken in de crisisbeheersing en rampenbestrijding niet in orde is. Er wórdt niet overal voldoende samengewerkt en de kwaliteit van het werk laat op een aantal plaatsen te wensen over. Dat kan natuurlijk niet, al helemaal niet als u bedenkt dat er elke dag nieuwe gevaren bijkomen.
Ik kan niet vanuit Den Haag gaan voorschrijven hoe alles geregeld moet worden. Maar ik zal wel invulling geven aan mijn verantwoordelijkheid als minister op het gebied van de veiligheid. Ik zal duidelijke basiseisen stellen aan de crisisorganisatie van elke regio zodat iedereen er op kan rekenen dat op tijd adequate hulp wordt geboden. Ik stel eisen aan de kwaliteit en de professionaliteit van de lokale en regionale brandweerzorg. En als niet aan die eisen voldaan wordt, zal ik ook niet aarzelen om in te grijpen. Ik heb het daarbij niet over vage abstracties, maar over duidelijke regelgeving, over meetbare en planbare criteria.
Dames en heren, deze zomer heb ik aan de Tweede Kamer een wetsvoorstel over de veiligheidsregio’s aangeboden. Het belangrijkste aspect van dit voorstel is – daar heb je het weer - de samenwerking, zowel de multidisciplinaire samenwerking bínnen de regio als de samenwerking tússen de regio’s. In het wetsvoorstel worden beide vormen van samenwerking geregeld.
Multidisciplinair optreden is niet meer weg te denken uit de moderne rampenbestrijding en crisisbeheersing. En als er bijstand verleend moet worden door een aanpalende regio mag dat geen probleem opleveren.
Een ander belangrijk punt in het wetsvoorstel is de regeling voor éénhoofdig gezag bij bovenlokale rampen en crises. Hoe ingewikkelder de situatie, des te groter het belang van een eenvoudige bevelstructuur. Daarom is ervoor gekozen de voorzitter van de veiligheidsregio, tevens korpsbeheerder, op dit gebied meer bevoegdheden toe te kennen.
Met het wetsvoorstel veiligheidsregio’s zijn de randvoorwaarden gegeven om de rampenbestrijding en crisisbeheersing op het niveau te krijgen dat de burgers van ons verwachten. Maar het is aan de bestuurders en de mensen in het veld, waaronder u, om het uiteindelijk waar te maken.
Het wetsvoorstel duurt – zo gaat dat met alle wetten - een tijdje voordat het in werking treedt. Toch kunnen we niet daar niet op wachten. Daarom worden er op zo kort mogelijke termijn, liefst nog dit jaar, meerjarige convenanten gesloten met de veiligheidsregio’s over hoe zij op het vereiste niveau komen. De regionalisering van de brandweer is hierbij uiteraard een belangrijk punt.
En hier wil ik even een klein zijstapje maken naar de vrijwillige brandweer. Dat is een belangrijke groep en daar bestaan veel misverstanden over regionalisering. Regionalisering zal niet leiden tot het opheffen van posten. Regionalisering heeft wel dezelfde voordelen voor de beroeps als voor de vrijwillige brandweer. Meer mobiliteit; flexibiliteit bij verhuizen bijvoorbeeld, maar vooral kwaliteitswinst door specialisatie en beter oefenen.
Ik heb het, dames en heren, over de veiligheidsregio’s gehad en over de invloed van de lokale politiek. Ik wil ook wat zeggen over het tegendeel daarvan: de internationale omgeving. Want hoe we tegen alle ontwikkelingen aankijken en hoe we onze rol daarin definiëren, de veiligheidsvraagstukken waar we mee geconfronteerd worden zijn grensoverschrijdend. Regenval in Duitsland, Poolse tankwagens op de wegen, dierenziekten in Engeland, om van terrorisme nog maar te zwijgen.
En dat brengt me – kort - op het Nederlands instituut voor fysieke veiligheid (Nifv) zelf. Een gerenommeerd en gezaghebbend onderzoeks- en opleidingsinstituut moet – qua inzicht, kennis en voorbereiding - als het ware de trait d’union zijn tussen binnen- en buitenland.
Thema’s als hoogwaterrisico’s, dierziekten, ict-uitval en pandemieën zijn voor Nederland belangrijke onderzoeksthema’s met sterke internationale raakvlakken. Het loont daarom aan internationaal onderzoek deel te nemen en er is geld voor. Maar het gaat niet alleen om onderzoek: u - als toekomstig brandweerofficier - heeft ook hier een taak. In preparatieve zin; om te voorkomen. Maar net zo goed in repressieve zin; voor als het toch nog mis mocht gaan. Daarom kan ik niet nalaten de rol van het Nifv bij het oefenen – ook virtueel en over de grens – te benadrukken.
Dames en heren, u gaat nu een opleiding volgen, maar als het aan mij ligt zult u daarna hier nog vaak terugkomen. U zult – als u uw vak serieus neemt - voortdurend meer willen weten en antwoorden zoeken voor problemen die we nu nog niet kennen. U zult – als leidinggevende – geconfronteerd worden met vragen over goed management. Daar moet u hier ook voor terechtkunnen.
Onlangs werd mij in de Volkskrant geadviseerd om een blauwe hoed te dragen. Ik zie graag veel blauw op straat, maar het is – op het damesmodevlak - nooit mijn lievelingskleur geweest. Ik heb dat tien dagen geleden bij de politieacademie niet gezegd, maar ik ben meer iemand van de brandweerkleuren. Ik beschouw het, ook daarom, als een voorrecht om uw academisch jaar voor geopend te verklaren. En – met een diep respect voor uw keuze - mijn beste wensen voor uw toekomst .