Antwoorden op kamervragen van Van Toorenburg, Sterk, Cörüz over jonge Roma straatmuzikantjes

De Voorzitter van de Tweede Kamer
der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA DEN HAAG

DBO-K-U-2799315

14 september 2007

Antwoorden van minister Rouvoet, mede namens de minister van Justitie en de staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap mevrouw M. van Bijsterveldt-Vliegenthart, op de vragen van de Kamerleden Van Toorenburg, Sterk, Cörüz (allen CDA) over jonge Roma straatmuzikantjes (20072060716760).

Vraag 1

Bent u bekend met het bericht ‘Politie neemt straatmuzikantjes mee? 1)

Antwoord 1

Ik heb kennisgenomen van het desbetreffende bericht.

Vraag 2

Hebt u zicht op de omvang en groei van het probleem dat Roma-ouders hun, soms zeer jonge, kinderen op straat laten musiceren om inkomsten te verwerven?

Antwoord 2

De Raad voor de Kinderbescherming wordt in een aantal steden betrokken bij overleggen met politie, gemeente en Bureau Jeugdzorg met het doel gezamenlijk te komen tot een sluitende aanpak van het verschijnsel dat kinderen worden ingezet om op straat te musiceren. In het kader van deze samenwerking zal in toenemende mate zicht worden verkregen op de omvang en groei van dit verschijnsel. Het is duidelijk dat sinds 1 januari 2007, de datum dat Roemenië lid werd van de EU, meer gemeenten te kampen hebben met onderhavig fenomeen.

Vraag 3

Onderschrijft u de opvatting dat kinderen nimmer mogen worden ingezet als middel om geld te verdienen?

Antwoord 3

Kinderen mogen niet aan kinderarbeid worden blootgesteld. Betaalde werkzaamheden door kinderen zijn in Nederland aan regels gebonden. Daarnaast is in het Verdrag inzake de Rechten van het Kind vastgelegd dat een kind moet kunnen spelen en onderwijs moet kunnen volgen. De ouder met gezag is onderhoudsplichtig en daarmee zal hij in de behoeften van het kind moeten voorzien. Dit betekent in de praktijk dat ouders de basisvoorwaarden moeten vervullen als het gaat om eten, kleding en onderdak en dat kinderen niet moeten werken om in het gezinsinkomen te voorzien.

Vraag 4

Welke mogelijkheden ziet u om iets aan de schrijnende positie, waarin deze kinderen verkeren, te doen?

Antwoord 4

Allereerst dient duidelijk te zijn of het gaat om kinderen die zonder of die met een ouder met gezag in Nederland verblijven. Als ouders met kinderen langdurig in Nederland verblijven, dienen zij zich in te schrijven in een gemeente en zullen hun kinderen leerplichtig zijn. Het niet voldoen aan de leerplicht kan voor Bureau Jeugdzorg aanleiding zijn de ouders een hulpverleningsaanbod te doen en zonodig kan dit leiden tot een melding bij de Raad voor de Kinderbescherming. De Raad ontvangt eveneens een melding als een leerplichtambtenaar proces-verbaal tegen een minderjarige opmaakt. Daarnaast kunnen gemeenten in een Algemene Plaatselijke Verordening (APV) vastleggen dat personen slechts mogen musiceren als zij in het bezit zijn van een vergunning. Het ontbreken van die vergunning kan een titel voor de politie zijn kinderen te vragen te vertrekken of hun ouders een boete te geven.
De beschermingsmogelijkheden worden bij de beantwoording van vraag 6 toegelicht.

Vraag 5

Wat denkt u van de, door het Openbaar Ministerie aangedragen, optie van artikel 255 van het Wetboek van Strafrecht, waarin staat dat hij die opzettelijk iemand tot wiens onderhoud verpleging of verzorging hij verplicht is, in een hulploze toestand brengt of laat strafbaar is?

Antwoord 5

Onder omstandigheden kan in een dergelijk geval strafrechtelijk optreden op grond van genoemd artikel aan de orde zijn. Het is aan de Officier van Justitie en eventueel later de strafrechter om te oordelen of, gelet op de omstandigheden van het geval, er sprake is van een handelen of nalaten dat valt onder de strafbedreiging van artikel 255 van het Wetboek van Strafrecht.

Vraag 6

Ziet u in de bescherming van deze straatmuzikantjes tegen uitbuiting een rol weggelegd voor de Raad voor de Kinderbescherming, de Bureaus Jeugdzorg of voor het Advies- en Meldpunt Kindermishandeling (AMK)?

Antwoord 6

Afhankelijk van de concrete omstandigheden kan een rol voor de Raad voor de Kinderbescherming de Bureaus Jeugdzorg en/of Advies- en Meldpunt Kindermishandeling (AMK) zijn weggelegd.

Met betrekking tot de straatmuzikantjes kunnen zich de volgende situaties voordoen:

1) de minderjarige straatmuzikanten verblijven zonder ouders/gezagsdragers in Nederland. Het ligt dan in de rede, dat de Raad voor de Kinderbescherming de (tijdelijke) gezagsvoorziening bevordert. Immers, de Raad treedt op daar waar het ouderlijk gezag niet wordt uitgeoefend, dan wel een minderjarige niet onder gezag lijkt te staan (artikel 1: 241 lid 1 BW).

2) de ouders van de straatmuzikantjes verblijven samen met de kinderen in Nederland. Dan zal in eerste instantie BJZ(AMK) worden ingeschakeld als er zorgen zijn over het gezond en veilig opgroeien van deze kinderen. Zonodig treedt de Raad op indien een minderjarige bescherming behoeft en vrijwillige hulpverlening niet wordt geaccepteerd (Afdeling 4 BW I). In beschermingszaken is de Raad een tweedelijnorganisatie, behalve daar waar zich een spoedeisende situatie voordoet. In dat geval kan de Raad direct worden ingeschakeld.

Het gaat hier om een ingewikkelde problematiek die een nauwe en goede samenwerking vraagt van alle betrokken ketenpartners. Daarbij speelt ten aanzien van kinderen die zonder ouders in Nederland verblijven het probleem van de teruggeleiding naar het land van herkomst. Er worden op dit moment stappen gezet om met de betrokken ketenpartners tot concrete werkafspraken te komen.

Vraag 7

Vallen deze kinderen onder de leerplichtwet? Zo ja, wat bent u voornemens te doen tegen hun schoolverzuim als gevolg van het feit dat ze ook onder schooltijden spelen? Zo neen, waarom niet?

Antwoord 7

Alle kinderen die op Nederlands grondgebied zijn, vallen onder de leerplichtwet. De leerplicht begint in de maand nadat een kind vijf jaar oud is. De leerplicht eindigt in het schooljaar waarin men 16 jaar wordt. Vervolgens is de jongere een schooljaar gedeeltelijk leerplichtig. Roma kinderen, die de leerplichtige leeftijd hebben, zijn verplicht om naar school te gaan. De ouders/verzorgers zijn hiervoor verantwoordelijk.

Het toezicht op de naleving van de leerplichtwet is opgedragen aan de burgemeester en wethouders van de woongemeente van de leerplichtigen. Zij wijzen daartoe een of meer leerplichtambtenaren aan. De leerplichtambtenaar controleert of de leerplichtige kinderen ingeschreven staan bij een school en deze geregeld bezoeken. Indien blijkt dat een leerplichtige jongere niet is ingeschreven of de school niet geregeld bezoekt, dan kan de leerplichtambtenaar proces-verbaal opmaken. Het hoofd van de school of de leerplichtambtenaar dienen de arbeidsinspectie in te lichten als blijkt dat een kind in strijd met de voorschriften arbeid verricht.

Vraag 8
Is het mogelijk om onderhavig probleem op Europees niveau aan te pakken? Zo ja, welke stappen bent u bereid daartoe te ondernemen?

Antwoord 8

Het betreft hier een complex vraagstuk met aspecten van armoede, kinderarbeid en mogelijk zelfs mensenhandel. Via multilaterale organisaties, MFO’s en NGO’s ondersteunt Nederland de naleving van internationale afspraken en verdragen ten aanzien van kinderarbeid, waaronder het Verdrag voor de Rechten van het Kind, de ILO-conventies 138 en 182 en de Education for All doelstellingen. Tegen mensenhandel is binnen de Raad van Europa een verdrag opgesteld, waarbij Nederland partij is en dat naar verwachting binnenkort in werking treedt. In het kader van de Raad van Europa bestaan diverse organen die zich richten op de positie van Roma. Ik zal het bestaan van dit specifieke verschijnsel onder de aandacht brengen in de werkgroep van experts ten aanzien van de positie van Roma.

1) Brabants Dagblad, 26 mei 2007