Antwoorden op kamervragen van De Pater-van der Meer over minderjarige kinderen als straatmuzikantje

De Voorzitter van de Tweede Kamer
der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA DEN HAAG

DBO-K-U-2799316

14 september 2007

Antwoorden van minister Rouvoet, mede namens de minister van Justitie, op de vragen van het Kamerlid De Pater-van der Meer (CDA) over minderjarige kinderen als straatmuzikantje (2060722770).

Vraag 1

Heeft u kennis genomen van de uitzending van Netwerk op 6 augustus 2007?

Antwoord 1

Ik heb kennisgenomen van desbetreffende uitzending.

Vraag 2

Bent u bereid in overleg te treden met de Nederlandse gemeenten over de wijze waarop voorkomen kan worden dat minderjarige kinderen als straatmuzikantjes aan inkomstenverwerving doen?

Antwoord 2

De Arbeidsinspectie heeft afgelopen maand een onderzoek ingesteld naar de praktijken rond de Roma straatmuzikantjes en de mensen die erbij betrokken waren. Voorts is er een juridische analyse gemaakt en is op basis daarvan geconcludeerd dat er bij deze kinderen sprake was van kinderarbeid, maar dat de aard en omvang niet zodanig waren dat de Arbeidsinspectie zou moeten ingrijpen. Gemeenten kunnen zelf op basis van hun verordeningen actie ondernemen. De minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties zal dat bij de Nederlandse gemeenten onder de aandacht brengen.

Vraag 3

Deelt u de mening dat uit de getoonde beelden blijkt dat zij dat geld aan volwassenen moeten afdragen?

Antwoord 3

Uit de getoonde beelden kan worden afgeleid dat bedoelde kinderen geld aan volwassenen moeten afdragen.

Vraag 4

Kunt u aangeven of deze volwassenen de ouders van de kinderen zijn zoals wordt gesteld in de uitzending?

Antwoord 4

Op basis van de huidige gegevens is het niet mogelijk vast te stellen of de volwassenen, die in de betreffende uitzending te zien waren, ook de ouders van de kinderen zijn.

Vraag 5

Zo ja, wat is dan de reden tot verblijf in Nederland? Hebben deze ouders nog andere inkomsten, waardoor zij in levensonderhoud kunnen voorzien?

Antwoord 5

Zoals vermeld bij antwoord 4 is het op basis van de huidige gegevens niet mogelijk vast te stellen of de volwassenen, die in de betreffende uitzending te zien waren, ook de ouders van de kinderen zijn. Wel is bij eerdere documentcontrôle van volwassenen betrokken bij dit fenomeen gebleken dat het gaat om Roemenen. Burgers van de Unie hebben het recht gedurende maximaal drie maanden op het grondgebied van een andere lidstaat te verblijven zonder andere voorwaarden of formaliteiten dan de verplichting in het bezit te zijn van een geldige identiteitskaart of geldig paspoort.

Vraag 6

Wanneer blijkt dat het geld is afgedragen aan een volwassene die niet de ouder is van het kind? Deelt u dan de mening dat er sprake is van kinderarbeid dan wel een vorm van uitbuiting van minderjarige kinderen?

Antwoord 6

Het kan zijn dat een situatie waarin een kind arbeid verricht voor een derde die niet in een ouderlijke betrekking tot hem staat, kenmerken draagt van kinderarbeid en uitbuiting. Het zal echter per individuele, concrete, zaak beoordeeld moeten worden of dit ook daadwerkelijk zo is.

Vraag 7

Wanneer het antwoord op vraag 7 (lees 6) positief is, wat zijn dan uw mogelijkheden om op te treden tegen deze volwassenen? Op welke termijn en op welke wijze kunt u de betrokken kinderen teruggeleiden naar hun ouders?

Antwoord 7

Kinderarbeid kan niet zonder meer worden vereenzelvigd met uitbuiting van kinderen in strafrechtelijke zin. Wanneer een kind wordt verplicht of gedwongen om zich beschikbaar te stellen voor het verrichten van arbeid of diensten kan onder omstandigheden sprake zijn van uitbuiting, strafbaar gesteld in artikel 273f Sr inzake mensenhandel. De vraag of de betrokkene al dan niet de ouder is van het kind, is daarbij in beginsel niet relevant. De strafbaarstelling van mensenhandel in artikel 273f Sr ziet op mensenhandel in eigenlijk zin, uitbuiting en op het trekken van profijt daaruit. Artikel 273f, eerste lid, onderdeel 1˚, Sr stelt strafbaar degene die een ander door dwang of geweld of door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht etc. werft of vervoert, gericht op de uitbuiting van die ander. Onderdeel 2˚ stelt strafbaar degene die een kind werft of vervoert, gericht op diens uitbuiting. Daarbij is het gebruik van dwang of geweld etc. niet vereist. Uitbuiting in algemene zin is strafbaar gesteld in onderdeel 4˚. Dat stelt strafbaar degene die met ongeoorloofde middelen als dwang of geweld, misbruik van een kwetsbare positie, een persoon, waaronder een kind, dwingt of beweegt tot het verrichten van arbeid of diensten. Ten slotte kan degene die opzettelijk profiteert van de uitbuiting van een ander, waaronder een kind, onder omstandigheden strafbaar zijn op grond van artikel 273f, eerste lid, onderdeel 6˚.
Indien sprake is van een redelijk vermoeden terzake van een van de hierboven omschreven feiten, kan daartegen strafrechtelijk worden opgetreden. Het hangt van de specifieke omstandigheden af of aan de vereisten voor strafbaarheid is voldaan. Uiteindelijk is dit ter beoordeling aan de strafrechter.

Als blijkt dat de kinderen in Nederland niet onder gezag staan, is dit een reden voor de Raad voor de Kinderbescherming te bevorderen, dat in het gezag wordt voorzien. De voogdijvoorziening kan met spoed door de rechter worden uitgesproken. Als Bureau Jeugdzorg of het Nidos (voogdij-instelling specifiek belast met het gezag over alleenstaande minderjarige vreemdelingen) met het gezag belast wordt, ligt bij deze instelling in eerste instantie de verantwoordelijkheid te bezien of het kind naar het herkomstland kan worden teruggeleid. Samenwerking tussen de verschillende instanties, zoals de Raad, BJZ, Nidos, politie en IND, alsmede samenwerking met de ambassade van Roemenië, zijn hierbij van belang. Zo kan de ambassade behulpzaam zijn om de juiste identiteit van de kinderen vast te stellen.

Vraag 8

Bent u bereid met uw collegae binnen de Europese Unie (EU) te overleggen over de preventie van deze vorm van kinderarbeid in andere EU-landen, zoals overigens ook eerder in Kamervragen van de leden Van Toorenburg, Sterk en Cörüz? Op welke wijze kan gezorgd worden dat deze afspraken worden nagekomen?

Antwoord 8

Het betreft hier een complex vraagstuk met aspecten van armoede, kinderarbeid en mogelijk zelfs mensenhandel. Via multilaterale organisaties, MFO’s en NGO’s ondersteunt Nederland de naleving van internationale afspraken en verdragen ten aanzien van kinderarbeid, waaronder het Verdrag voor de Rechten van het Kind, de ILO-conventies 138 en 182 en de Education for All doelstellingen. Tegen mensenhandel is binnen de Raad van Europa een verdrag opgesteld, waarbij Nederland partij is en dat naar verwachting binnenkort in werking treedt. In het kader van de Raad van Europa bestaan diverse organen die zich richten op de positie van Roma. Ik zal het bestaan van dit specifieke verschijnsel onder de aandacht brengen in de werkgroep van experts ten aanzien van de positie van Roma.