Toespraak van de staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat, mevrouw J.C. Huizinga-Heringa, op het OV-congres
Alleen de uitgesproken tekst geldt.
Dames en heren,
Om te beginnen wil ik mevrouw Van Nieuwenhoven bedanken voor haar heldere analyse. Ik vind het uitstekend dat ze het openbaar vervoer door de ogen van de reiziger bekijkt. De reiziger moet centraal staan. Die is klant, en de klant is koning.
Op een gemiddelde werkdag telt Nederland ruim twee miljoen koningen. Die zijn goed voor ongeveer vier miljoen reizen per bus, trein, tram of metro per dag. Dat zijn indrukwekkende aantallen. Toch streeft het kabinet ernaar meer mensen van het openbaar vervoer gebruik te laten maken. Dat is goed voor de mobiliteit én het milieu. In het regeerakkoord hebben we heldere doelen gesteld, zoals vijf procent meer reizigerskilometers per trein per jaar. Die doelstelling is onhaalbaar als er op regioniveau niets gebeurt, daarom willen we ook het regionale openbaar vervoer jaarlijks met twee procent laten groeien.
Om onze doelstellingen te kunnen behalen – Jeltje van Nieuwenhoven zei het al – moeten we de reizigers die nu al voor het openbaar vervoer kiezen in hun keuze bevestigen. En we moeten nieuwe reizigers werven. Dat betekent ten eerste dat de kwaliteit van het openbaar vervoer omhoog moet. Ten tweede moet het imago van het OV verbeteren.
Maar hoe halen we die reiziger over om het openbaar vervoer eens te proberen? Bijvoorbeeld met gratis of goedkoop openbaar vervoer. Op dit moment vinden daar verschillende proeven mee plaats die Verkeer en Waterstaat subsidieert en die de regio’s hebben aangedragen. Een goed voorbeeld van zo’n proef is die waarin nieuwe inwoners van Waterland, boven Amsterdam, een kaart krijgen waarmee ze drie maanden lang gratis gebruik kunnen maken van het regionale vervoer. De vraag is dan of de reiziger ook als de proef is afgelopen gebruik blijft maken van het OV. In Waterland heeft het in ieder geval al een paar honderd abonnementen opgeleverd.
Er zijn nog meer van dit soort experimenten. Sommige lopen al, met andere wordt op korte termijn een begin gemaakt. Al deze experimenten worden geëvalueerd om duidelijk te kijken wat er moet gebeuren om het OV aantrekkelijker te maken voor de reiziger. Iets wat we nu al weten is dat het van groot belang is dat de verschillende vormen van vervoer op elkaar aansluiten. Van deur tot deur reizen, dat is denken vanuit de reiziger.
We moeten dus voor meer samenhang in het netwerk zorgen. Dat kunnen we doen door de verschillende manieren van vervoer naadloos op elkaar aan te laten sluiten. Zonder dat ik de andere regio’s tekort wil doen, geldt dat vooral voor de Randstad, waar stedelijke gebieden steeds meer in elkaar overlopen en waar steeds meer mensen in het ene deel wonen en in het andere deel werken of recreëren. Ik ga daarom onderzoeken of er voor de Randstad één vervoersautoriteit moet komen, die de afstemming en de onderlinge samenhang van de verschillende onderdelen van het openbaar-vervoerstelsel kan verbeteren. Samen met Leen Verbeek, portefeuillehouder Verkeer & Vervoer van de Stadsregio Amsterdam, wil ik dit onderzoek in goede banen gaan leiden. En weer denken we daarbij vanuit de reiziger.
Nóg een manier om de kwaliteit te verhogen is te blijven innoveren. Ik wil daar niet te veel over zeggen, want straks passeren er ruim voldoende voorbeelden van innovatie de revue. In elk geval is duidelijk dat de reiziger graag goede reisinformatie wil, het liefst tijdens de reis. Daarmee kunnen we hem onderweg beter informeren over het vervolg van zijn reis. Daar zijn veel innovatieve mogelijkheden die we gaan benutten.
Ook de OV-chipkaart is innovatief. Het is geen geheim dat invoering van de kaart tot nu toe hobbels heeft gekend. Maar dat wil niet zeggen dat de OV-chipkaart er niet gaat komen. We hebben goede afspraken met alle betrokken partijen gemaakt en de chipkaart wordt een goed product met legio mogelijkheden. Laten we ook hier voor ogen blijven houden dat we hem hebben bedoeld om het de reiziger gemakkelijker te maken. Opnieuw denken met het hoofd van de reiziger, dus. De OV-chipkaart is wat mij betreft echt een troefkaart als het gaat om verbetering van de kwaliteit van het openbaar vervoer. Meer sociale veiligheid, meer gebruikersgemak.
Ik zei het al: behalve om meer kwaliteit draait het bij het aantrekkelijker maken van het openbaar vervoer ook om het imago. Een voorbeeld. Bushaltes zijn vaak niet meer dan transparante dozen met een informatiepaal ernaast. Dat kan stukken beter. Er valt aan haltes veel te verbeteren. Reizigers willen makkelijk en snel kunnen instappen, ze willen perrons goed kunnen bereiken, en ze willen duidelijke reisinformatie.
Vorig jaar heeft Verkeer en Waterstaat aangekondigd de toegankelijkheid van de pakweg 45.000 bushaltes in ons land flink te willen verbeteren. Alle negentien OV-autoriteiten hebben daarom eind vorig jaar of begin dit jaar een halteplan ingediend. Eind dit jaar stelt het ministerie 87 miljoen euro beschikbaar om de haltes aan te pakken.
Het doet me daarom deugd dat ik straks twee bestuurlijke overeenkomsten zal ondertekenen, samen met de bestuurders van de desbetreffende OV-autoriteiten. U mag die ondertekening gerust beschouwen als symbool voor de ondertekening van de overige zeventien bestuurlijke overeenkomsten. Vanaf 2008 zullen we het resultaat op straat zien, als haltes in het hele land zullen worden aangepakt.
Dames en heren,
U ziet het: alles is ons eraan gelegen om de kwaliteit en het imago van het openbaar vervoer te vergroten, allemaal om bestaande klanten tevreden te houden en nieuwe te werven. Maar we kunnen onze plannen alleen waarmaken met de steun en de inzet van iedereen: overheden, vervoerders, toeleveranciers, innovatieve denkers én natuurlijk de klant. Met de steun van u allemaal dus. Ik roep u daarom op om, voor zover u dat niet al doet, de reiziger in de toekomst centraal te stellen in uw denken en uw doen, te beginnen vanaf vandaag.
Dank u wel.