Toespraak opening conferentie bestuurlijke aanpak criminaliteit
Dames en heren,
meneer Leers,
In uw welkomstwoord noemde u al de verschillende organisaties die vandaag bijeen zijn. Verschillende organisaties, maar met één gemeenschappelijke inzet: vooruitgang boeken in de bestuurlijke aanpak van criminaliteit.
Bestuurlijke aanpak van criminaliteit: voor buitenstaanders klinkt het misschien niet zo flitsend. Het roept niet meteen beelden op die inspireren tot een tv-serie zoals Flikken Maastricht. Ik noem maar een willekeurige serie….
Het doorlichten van bestanden is misschien niet zo tv-geniek en het screenen van aanvragen voor vergunningen klinkt misschien niet zo spannend. Maar waar het ons om gaat is de realiteit. En die laat zien dat het bij de georganiseerde criminaliteit gaat om zware misdaadvormen die van grote invloed zijn op de maatschappij.
We hebben het over de activiteiten van criminelen in de vastgoedsector, een van de meest ongecontroleerde branches. Criminelen gebruiken de schemering van de branche om hun vermogen te investeren of te witten. Naar schatting gaat daar een kleine 20 miljard euro per jaar in om!
We hebben het ook over vrouwenhandel, of het verbouwen van hennep, en dit alles soms achter een afgegeven vergunning voor een horeca-vestiging of autosloopbedrijf.
Als we niet oppassen lopen we gevaar dat de onderwereld zich sluipenderwijs nestelt in de bovenwereld. In het NOS Journaal van afgelopen zondag konden we zien dat dit geen fictie is. U heeft misschien ook de videobeelden gezien van een feest in Cannes, waar vastgoedhandelaren, bekende Nederlanders en advocaten, maar ook enkele bekende Nederlandse criminelen door elkaar heen liepen.
Als we niet oppassen lopen we gevaar dat de overheid onbewust meewerkt aan vormen van criminaliteit. Dat is natuurlijk niet acceptabel.
Alle aanleiding dus om de handen ineen te slaan. De georganiseerde criminaliteit kunnen we alleen effectief te lijf als we onszelf beter organiseren. Dat wil zeggen: samenwerken, informatie delen, en elkaar vertrouwen. Daar ligt dan ook onze opdracht, en die is wel degelijk spannend.
Hoe gaan we dit oppakken? Wat verwacht ik van u en wat kunt u van mij verwachten?
Laat ik met dat laatste beginnen. U mag van het kabinet richting en steun verwachten. Het kabinet zet in op een stevige aanpak van de georganiseerde criminaliteit. En de versterking van de bestuurlijke en preventieve aanpak is daar een belangrijke pijler van. We hebben het expliciet opgenomen in het beleidsprogramma van het kabinet en in het bestuursakkoord met de gemeenten.
Nog dit jaar gaat er een actieplan bestuurlijke aanpak criminaliteit naar de Tweede Kamer. Concreet onderdeel van dat plan is de opzet van Regionale- Informatie en Expertisecentra.
Maar we gaan natuurlijk niet op onze handen zitten tot het plan er is. Hier in Zuid-Limburg heeft men al flinke vorderingen gemaakt. Dankzij die inspanningen kon ik gisteren het eerste regionale centrum openen.
Het is de bedoeling dat er zes van deze centra in Nederland komen. Kleine slagvaardige teams die de bestaande diensten bij elkaar brengen om gemeenten goed te kunnen adviseren bij hun bestuurlijke aanpak van criminaliteit. We hebben daarvoor tot 2011 circa 4,5 miljoen euro uitgetrokken; 750.000 euro heb ik gisteren toegezegd voor het centrum hier in Zuid-Limburg.
Een belangrijke functie van dit centrum is ondersteuning bieden bij de toepassing van de wet BIBOB, het juridische middel van het openbaar bestuur om de aanvrager van een vergunning goed te kunnen screenen. Veel kleinere gemeenten beschikken op dit moment niet over de expertise om de wet BIBOB goed te kunnen inzetten. Het regionaal centrum is de plek waar ze die expertise wél kunnen krijgen.
De bedoeling is dat dit leidt tot een verdubbeling van het aantal BIBOB-aanvragen. Dat zijn er naar verwachting dit jaar 250. Het kabinet streeft naar 500 aanvragen in 2012.
Het is onvermijdelijk dat de wet BIBOB administratieve lasten met zich meebrengt. Uiteraard streven we ernaar om dit zoveel mogelijk te beperken. In de praktijk blijkt dat de meeste ondernemers de gevraagde gegevens snel voor handen te hebben. Als duidelijk is dat de Wet BIBOB bijdraagt aan een schone branche, zal het invullen van de vragenlijst geen al te grote last zijn.
Die aanvragen vormen overigens maar het topje van de ijsberg, want van de wet BIBOB gaat ook een grote preventieve werking uit.
En in de sectoren die met de wet BIBOB bereikt worden, gaat naar schatting slechts 20% van het criminele geld om. 80% komen we daarmee dus niet op het spoor. Daar moeten we andere wegen voor vinden en daar ligt de centrale taak van die expertisecentra: die gaan bestaande informatiebronnen bij elkaar brengen. Informatiebronnen van de politie, het OM, de gemeente, de belastingdienst en de bijzondere opsporingsorganisaties. Kortom, de organisaties waar u bij werkt.
Die informatie moet bij elkaar komen en op één plek worden geanalyseerd. Alleen op die manier kunnen we effectief optreden tegen de grote crimineel die een veelvoud van vermogensdelicten en fraudedelicten had gepleegd en een hotel wil overnemen. Of tegen misstanden op een bedrijventerrein, zoals in Heerlen. Dankzij het gezamenlijk optrekken kwam niet alleen de heling van auto’s aan het licht, maar ook autosloopbedrijven zonder milieuvergunning, te werkstelling van illegalen en illegale huisvesting van buitenlandse werknemers.
De zes centra moeten een landelijk netwerk vormen zodat ze kunnen profiteren van elkaars kennis. Op die manier moeten we verplaatsingen van criminele activiteit – het beruchte waterbedeffect – kunnen tegengaan.
De centra zijn startmotoren in de bestuurlijke aanpak van criminaliteit. Ze moeten een werkwijze op gang brengen die kenmerkend is voor de bestuurlijke aanpak. Ik noem de twee belangrijkste kenmerken van die aanpak.
Ten eerste gaat het om een geïntegreerde aanpak van strafrecht, fiscus en openbaar bestuur.
De aanpak van criminaliteit is niet alleen een zaak van politie of Justitie. De criminaliteit is complexer geworden en lang niet altijd even goed zichtbaar. Die vorm van criminaliteit moeten we uit de schemering halen en bij de wortels aanpakken. Dat vraagt om een geïntegreerde aanpak van verschillende middelen en partijen op het gebied van strafrecht, fiscus en openbaar bestuur. Dat is de voorwaarde om effectief te kunnen optreden bij bijvoorbeeld het doorlichten van een aantal verdachte panden.
Het tweede kenmerk is de bovenlokale, regionale aanpak.
Ik ben ervan overtuigd dat een bestrijding van de georganiseerde criminaliteit het beste plaats kan vinden op lokaal niveau. Op lokaal niveau hebben de partijen het beste zicht op de criminelen, hun activiteiten en investeringen. Het lokaal bestuur kan dan ook het beste de regie in handen nemen over de inzet van de middelen uit de strafrechtelijke, fiscale of bestuursrechtelijke hoek.
Die regie kan alleen op een goede manier plaatsvinden als het bestuur beschikt over de juiste informatie, kennis en kunde. De regionale expertise en informatiecentra moeten daarin voorzien. Daar moeten gemeenten ondersteuning kunnen krijgen.
We zijn in de bestuurlijke aanpak niet compleet als we onze ogen sluiten voor de internationale context. Dat is in een plaats als Maastricht eigenlijk een overbodige opmerking. Zeker in de grensstreek is dat van belang. Een goede nationale bestuurlijke aanpak is dan ook gebaat bij internationale samenwerking.
Ik denk bijvoorbeeld aan een betere uitwisseling van internationale gegevens bij Europese aanbestedingen. Gegevens uitwisselen over bijvoorbeeld de antecedenten van ondernemers die zich inschrijven voor grote projecten. Met collega’s uit andere landen zal ik mij hiervoor inzetten.
Het zou mooi zijn als we die samenwerking, bijvoorbeeld hier in de Euregio, concreet kunnen maken. Ik denk daarbij aan het oprichten van een soort Euregionaal expertise- en analysecentrum. Ik besef dat dit gelet op verschillen in wet- en regelgeving niet eenvoudig zal zijn. Maar wellicht biedt een rechtsvergelijkend onderzoek perspectief. Ik reken daarbij overigens op uw hulp. Juist vanuit een Euregio zoals die hier in de Maas-Rijn is steun voor deze gedachte van belang.
Zuid-Limburg is zich bewust van de problemen. De regio hier heeft een belangrijke pioniersrol gespeeld. Een van de lastigste hobbels was het ontsluiten van de verschillende informatiebronnen van bijvoorbeeld politie, Justitie en de gemeente. De wil om informatie te delen was er niet meteen. Ik heb begrepen dat de partijen zelf inmiddels spreken van een ‘cultuuromslag’. Ik hoop dan ook op een inktvlekwerking.
Belangrijk punt bij het uitwisselen van informatie is de toets van zorgvuldigheid. De overheid moet die toets altijd goed kunnen ondergaan. De privacy moet gewaarborgd zijn. Daarom is het belangrijk dat het College Bescherming Persoonsgegevens zijn goedkeuring heeft gegeven aan het model dat Zuid-Limburg gebruikt.
We kunnen dus profijt trekken uit het pionierswerk van Zuid-Limburg. Ik wil voorkomen dat andere regio’s dezelfde lange weg moeten bewandelen. Met mijn collega’s van Justitie en Financiën ga ik dan ook aan de slag om een landelijk convenant af te sluiten om informatie-uitwisseling tussen alle betrokken instanties centraal te regelen.
Dames en heren, ik rond af.
Ik begon met aan te geven wat de inzet van het kabinet is bij het aanpakken van de georganiseerde criminaliteit. Die is er – kort samengevat – op gericht om ú de instrumenten te geven om uw werk te kunnen doen. Want het belangrijkste moet van uw kant komen, niet alleen in Zuid-Limburg, maar in het hele land: de praktische invulling. Niet alleen problemen en knelpunten, maar vooral oplossingen. Ideeën, creativiteit en inspiratie: dat hebben we nodig. Vandaag is een goede gelegenheid om daarmee voor de dag te komen.
Misschien leidt het ooit nog eens tot een aflevering van Flikken Maastricht met bijvoorbeeld de volgende korte omschrijving in de tv-gids: ‘Een spannende aflevering waarin een groot crimineel netwerk wordt opgerold dankzij de samenwerking op het gebied van bestuurlijke aanpak die ooit begon op een conferentie in Maastricht.’
Ik reken op u, en ik kijk uit naar de uitkomsten van vandaag.