Criminele carrières georganiseerde misdaad verlopen anders dan verwacht
Criminele carrières in de georganiseerde misdaad verlopen anders dan werd aangenomen. Daders zijn relatief oud en groeien niet in alle gevallen door vanuit jeugdcriminaliteit. Er is een belangrijke zij-instroom van daders die pas op latere leeftijd beginnen, onder meer vanwege de mogelijkheden die legale beroepen hen bieden. Ook komen er verschillende ‘onbekende vissen’ in de politienetten: daders die pas later in hun leven hier zijn komen wonen of hier tijdelijk verblijven. Bij internationale misdaad stromen ook daders ‘in’ en ‘uit’.
Dat melden onderzoekers van het Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatiecentrum (WODC) en de Erasmus Universiteit Rotterdam in het rapport ‘Georganiseerde Criminaliteit in Nederland’. Het rapport – inmiddels de derde rapportage in een reeks - is vanochtend officieel aangeboden aan de Minister van Justitie door de voorzitter van de begeleidingscommissie van het onderzoek, mr. A.J.A.M. Nieuwenhuizen (Hoofdofficier Landelijk Parket), en wordt vandaag naar de Tweede Kamer gestuurd.
Onbekende vissen in de politienetten
Veel van de georganiseerde criminaliteit in Nederland heeft te maken met de invoer, doorvoer of uitvoer van illegale goederen. Omdat deze transitcriminaliteit meelift met gewone goederen- en geldstromen, worden deze activiteiten daardoor niet zo gemakkelijk herkend als illegaal. Bij internationale, illegale handel zijn daders uit meerdere landen betrokken, die – voorzover zij al in Nederland komen – ‘in-’ en ‘uitstromen’. Hun activiteiten en samenwerkingspatronen onttrekken zich daardoor deels aan het zicht van de nationale autoriteiten. Bij één op de drie daders die in beeld komen bij opsporingsonderzoeken, hebben politie en justitie nagenoeg geen kennis van de strafrechtelijke voorgeschiedenis. Deze ‘onbekende vissen in de politienetten’ bestaan voor een groot deel uit daders die pas later in hun leven hier zijn komen wonen of hier tijdelijk verblijven. Buitenlandse opsporingsinstanties weten soms meer over deze daders dan Nederlandse opsporingsinstanties.
Zij-instromers in de georganiseerde misdaad
Uit onderzoek naar criminele carrières blijkt dat daders langs twee verschillende routes kunnen uitgroeien tot ‘leidinggevenden’. De eerste route is de weg der geleidelijkheid. De daders die deze route volgen, hebben na het jarenlang vrijwel ongestoord plegen van commune delicten kapitaal opgebouwd dat zij investeren in zwaardere misdrijven, in het bijzonder de drugshandel.
De tweede route, de route van de ‘zij-instromers’, is minder bekend. Daders van georganiseerde criminaliteit zijn relatief oud. Een substantieel deel van de leidinggevenden bestaat uit late starters. Deze mensen kennen geen voorafgaande criminele loopbaan, maar raken op een bepaald moment in hun leven betrokken bij georganiseerde criminaliteit, via sociale relaties, via het beroep dat zij uitoefenen, via hobby’s of nevenactiviteiten of naar aanleiding van bepaalde ingrijpende gebeurtenissen in hun privé-leven. Zij grijpen – soms ook later in het leven - mogelijkheden aan die zich voordoen in de concrete situatie waarin zij zich bevinden.
Beroepen en gelegenheid
Bepaalde beroepen bieden goede mogelijkheden om een overstap te maken van legaliteit naar illegaliteit of om illegale activiteiten uit te voeren naast legale activiteiten. In het onderzoek komen onder meer beroepen naar voren die veel internationale contacten en reisbewegingen met zich meebrengen, waardoor mogelijkheden voor transitcriminaliteit kunnen worden ontdekt en geëffectueerd, en beroepen met een grote bewegings- en/of handelingsvrijheid.
De gelegenheid die het beroep biedt, maakt instappen relatief eenvoudig: men is betrokken bij internationaal transport en logistiek, heeft een vrij beroep met veel contacten of kan relatief autonoom functioneren in een grote organisatie. En juist omdat de georganiseerde criminaliteit in Nederland sterk het karakter van transitcriminaliteit heeft, zijn er veel mogelijkheden om van legale naar illegale en meer lucratieve activiteiten over te stappen.
Daders rouleren, maar illegale praktijken blijven bestaan
Bepaalde illegale praktijken herhalen zich steeds weer, ondanks het feit dat de daders rouleren, en zijn ingebed in bepaalde beroepen, locaties of situaties. Deze ‘criminele gelegenheidsstructuren’ bieden aanknopingspunten voor een andere dan de klassiek strafrechtelijke aanpak van georganiseerde misdaad.
Aanbevelingen
In de aanbevelingen houden de onderzoekers een pleidooi voor internationale samenwerking en voor het meer open stellen van de recherchepraktijk voor prikkels van buitenaf, onder meer vanuit buitenlandse opsporingsonderzoeken en vanuit de omgeving waarin de criminele activiteiten plaatsvinden. Daardoor kunnen nieuwe impulsen worden ontvangen en andere, tot dan toe onbekende fenomenen worden opgepikt. De huidige, sterk geformaliseerde besluitvorming en aansturing van de recherche staat deze noodzakelijke flexibiliteit enigszins in de weg. Een concrete suggestie is om de mogelijkheden te verruimen om kortlopende onderzoeken te starten, zonder al te veel voorafgaande besluitvorming, en daarop stap voor stap voort te bouwen.
Daarnaast houden de onderzoekers een pleidooi voor situationele preventie en de bestuurlijke aanpak van georganiseerde criminaliteit. Enerzijds pleiten zij voor meer inzet van de recherche voor het onderhouden van relaties binnen betrokken kwetsbare beroepen en locaties, om signalen op te pikken en potentiële getuigen over de streep te trekken. Veel rechercheactiviteit is echter vooral zaaksgebonden. Anderzijds moet men actief lering trekken uit afgeronde opsporingsonderzoeken, waardoor kwetsbare situaties structureel kunnen worden benoemd en aangepakt. Daardoor kan één opsporingsonderzoek, met de juiste follow-up, een veel bredere uitstraling krijgen.
Reactie minister Hirsch Ballin
De Minister van Justitie ziet de uitkomsten van het rapport als een belangrijke ondersteuning van zijn beleidsplannen met betrekking tot versterking van de aanpak van de georganiseerde misdaad. Deze plannen krijgen vorm in het kader van het kabinetsprogramma Veiligheid begint bij Voorkomen. De kern van versterking van de aanpak zit juist in het intensiveren van de aanpak van gelegenheidsstructuren. Bestuurlijke en preventieve maatregelen dienen een integraal onderdeel van de bestrijdingsstrategie te zijn. De rol van gemeenten, in hechte samenwerking met politie en Justitie, is hierin cruciaal. In het kader van de bestrijding van mensenhandel werd reeds belangrijke ervaring opgedaan met de integrale, programmatische aanpak, waarbij niet alleen het bestuur veel nauwer bij de bestrijding werd betrokken, maar ook de verschillende opsporingsdiensten zich verbonden binnen één bestrijdingsstrategie. Deze aanpak wordt verbreed naar andere terreinen van georganiseerde misdaad, zoals de grootschalige hennepteelt en het investeren van crimineel vermogen in de vastgoedsector. Ook het project Emergo in Amsterdam dat zich richt op het Wallengebied, dat op 11 juni jl. werd gestart, is een voorbeeld van een integrale aanpak, waarin bijvoorbeeld ook de Belastingdienst participeert.
Minister Hirsch Ballin onderstreept ook de noodzaak om binnen Nederlandse grootschalige rechercheonderzoeken de mogelijkheden tot internationale samenwerking meer structureel te benutten. De instrumenten op EU-niveau zijn er. Nu gaat het er om niet alleen de strafrechtelijke voorgeschiedenis van daders beter in beeld te brengen, maar ook om het daadwerkelijk ingrijpen op het transit-karakter van de georganiseerde misdaad door samenwerking met buitenlandse opsporingsdiensten.
Achtergrondinformatie over de Monitor Georganiseerde Criminaliteit
Naar aanleiding van de conclusies van de Parlementaire Enquêtecommissie Opsporingsmethoden, de commissie Van Traa (PEO, 1996), heeft de minister van Justitie aan de Tweede Kamer toegezegd om periodiek te rapporteren over de aard van de georganiseerde criminaliteit in Nederland en te signaleren ontwikkelingen. De Monitor Georganiseerde Criminaliteit vormt de concrete invulling van deze toezegging. Dit doorlopende, infrastructurele onderzoeksproject, dat zich richt op de aard van de georganiseerde criminaliteit in Nederland, wordt uitgevoerd door het WODC, sinds 2002 in samenwerking met de Erasmus Universiteit Rotterdam. Twee eerdere rapportages op basis van de Monitor Georganiseerde Criminaliteit verschenen in 1998 en 2002 (Kleemans et al., 1998; 2002).
De basis van de Monitor Georganiseerde Criminaliteit bestaat uit diepgravende analyses van afgeronde grootschalige opsporingsonderzoeken. Vanaf 1996 zijn met behulp van dezelfde systematiek 120 grootschalige opsporingsonderzoeken geanalyseerd (veertig zaken per ronde).
Het rapport bevat hoofdstukken over vertrouwen en wantrouwen bij criminele samenwerking, de sociale inbedding van georganiseerde criminaliteit, criminele carrières in de georganiseerde misdaad en de opsporing van georganiseerde criminaliteit.