Antwoorden op kamervragen van Sterk en De Vries over seksueel gedrag van jongeren

De Voorzitter van de Tweede Kamer
der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA DEN HAAG

PG-K-U-2781722

11 september 2007

Antwoorden minister Rouvoet en mede namens de staatssecretarissen van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, op kamervragen van de Kamerleden Sterk en De Vries over seksueel gedrag van jongeren (206019030).

Vraag 1
Bent u bekend met het artikel “Seksuele kermis brengt jongeren in verwarring”?
Antwoord 1
Ja.

Vraag 2
Bent u voorstander van een preventieve aanpak van grensoverschrijdend seksueel gedrag voor minderjarigen? Zo ja, hoe wilt u dat bevorderen? Zo neen, waarom niet?

Antwoord 2
Ja, ik ben voorstander van een preventieve aanpak van grensoverschrijdend seksueel gedrag. Preventie op dit gebied maakt deel uit van brede preventieactiviteiten en gezondheidsbevordering, gericht op jongeren. Het gaat om seksuele vorming. De staatssecretaris van VWS financiert verschillende organisaties (zoals de Rutgers Nisso Groep, Soa Aids Nederland, Movisie) die lespakketten seksuele vorming ontwikkelen, maar ook methoden ontwikkelen die kunnen worden gebruikt in het jongerenwerk. Aandacht voor deze onderwerpen op scholen wordt bevorderd door GGD’en. Daarnaast worden jongeren op tal van andere manieren bereikt, bijvoorbeeld via Internet. Seksuele voorlichting bevat steeds minder alleen informatie over veilig vrijen en condoomgebruik, maar juist ook informatie over weerbaarheid, wensen en grenzen en omgang met elkaar in relaties. Op deze manier wordt het onderwerp grensoverschrijdend gedrag behandeld.

Daarnaast werkt de staatssecretaris van VWS aan een nieuwe organisatie van eerstelijns seksualiteitshulpverlening. Er wordt een laagdrempelige voorziening voor jonge mensen gecreëerd, waar men terecht kan met vragen over seksualiteit. Deze voorziening zal een rol spelen bij het voorkomen van problemen op het gebied van seksualiteit (bijvoorbeeld soa, ongewenste zwangerschap en grensoverschrijdend gedrag).

Tevens is er veel (overheids)materiaal over loverboys te vinden op het internet. Via de website www.ppsi.nl (ppsi = project preventie seksuele intimidatie), een onderdeel van het Centrum School en Veiligheid dat wordt gefinancierd door het ministerie van OCW, biedt de overheid voor alle betrokkenen bij scholen actuele informatie over alles rondom seksuele intimidatie. Schoolpersoneel en alle andere betrokkenen kunnen hier verder terecht voor overzichten van (les)materialen, scholingsmogelijkheden en projecten, of een beroep doen op de helpdesk voor alles rondom seksuele intimidatie in het algemeen waaronder tevens loverboy - en lovergirlproblematiek, mogelijkheden tot advies en verwijzing naar relevante voorlichtingsadressen. Uit bezoekerscijfers van deze website blijkt dat hier in de loop der tijd steeds vaker informatie wordt gezocht over loverboys.

Naast GGD’en biedt een aantal expertisecentra voorlichtingsmateriaal en/of ondersteuning aan scholen bij het verzorgen van voorlichtingslessen, zoals de organisaties Het Scharlakenkoord te Amsterdam, Pretty Woman in Utrecht en de online voorziening www.lover-boy.nl. Pretty Woman verzorgt sinds 2004 een workshop over het fenomeen loverboys op de jaarlijkse conferentie voor vertrouwenspersonen die door het ppsi wordt georganiseerd.

Vraag 3
Deelt u de mening dat binnen het voortgezet onderwijs naast de meer ‘zakelijke’ seksuele voorlichting tevens aandacht geschonken moet worden aan relaties, grenzen, wensen en weerbaarheid, zoals Rutgers Nisso voorstelt?

Antwoord 3
Ja. Zie ook mijn antwoord op vraag 2.

Vraag 4
Is het noodzakelijk daartoe de inhoud van de kerndoelen aan te passen? Zo ja, bent u daartoe bereid?

Antwoord 4
Het is niet noodzakelijk de kerndoelen aan te passen. In de huidige kerndoelen voor de onderbouw van het voortgezet onderwijs (in werking sinds 1 augustus 2006) is er nadrukkelijk aandacht voor onderwerpen die aan deze thematiek raken. Hoe dit precies wordt ingevuld is in essentie aan scholen zelf, maar het is verplicht dát er aandacht aan besteed wordt. De kerndoelen zijn bewust globaal geformuleerd, vanuit de visie dat scholen en leraren de ruimte geboden moet worden om invulling te geven aan het onderwijs dat op die kerndoelen gebaseerd is.

De voor seksuele voorlichting meest relevante nieuwe kerndoelen voor de onderbouw zijn:
29. De leerling leert kennis te verwerven over en inzicht te verkrijgen in sleutelbegrippen uit het gebied van de levende en niet-levende natuur, en leert deze sleutelbegrippen te verbinden met situaties in het dagelijks leven.
34. De leerling leert hoofdzaken te begrijpen van bouw en functie van het menselijk lichaam, verbanden te leggen met het bevorderen van lichamelijke en psychische gezondheid, en daarin een eigen verantwoordelijkheid te nemen.
35. De leerling leert over zorg en leert zorgen voor zichzelf, anderen en zijn omgeving, en hoe hij de veiligheid van zichzelf en anderen in verschillende leefsituaties (wonen, leren, werken, uitgaan, verkeer) positief kan beïnvloeden.

Vraag 5
Zijn docenten voor het geven van een verbrede seksuele voorlichting voldoende toegerust? Zo ja, kunt u aangeven hoe? Zo neen, hoe kan dat worden bevorderd?

Antwoord 5
Het onderwerp seksuele voorlichting komt doorgaans voor in vakken als biologie, verzorging, maatschappijleer en levensbeschouwing. Docenten dienen bekwaam te zijn in hun vak. Waar het onderwerp seksuele vorming betreft kunnen zij onder andere gebruik maken van seksuelevorming.nl. Deze website is financieel mogelijk gemaakt met subsidieverstrekking van de ministeries van VWS en OCW en biedt een overzicht aan thema’s en lesmateriaal over seksuele en relationele verzorging voor leerkrachten in het basis- en voortgezet onderwijs. Hiermee hebben docenten de mogelijkheid lesprogramma’s samen te stellen.