Moties 29815 nr. 109 en nr. 110 Spoeddebat jeugdzorg
De Voorzitter van de Tweede Kamer
der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 AE DEN HAAG
DJB/JZ-2797932
10 september 2007
Dinsdag 11 september stemt uw Kamer over de moties uit het spoeddebat jeugdzorg van donderdag 6 september. In deze brief ga ik in op twee moties.
Met motie 29815 nr. 109 wordt de regering verzocht er zorg voor te dragen dat er één landelijk registratiepunt voor crisisplekken komt.
Met uw Kamer ben ik van mening dat voldoende crisisopvang aanwezig moet zijn. Ik heb dit inmiddels nogmaals onder de aandacht gebracht van het IPO. Het is aan de provincies om met de beschikbaar gestelde middelen een genoegzaam aanbod te realiseren. Daartoe behoort ook de crisisopvang. Ik heb met IPO en MOgroep besproken of één landelijk registratiepunt behulpzaam zou kunnen zijn. Het IPO en de MOgroep geven er de voorkeur aan dat per provincie/grootstedelijke regio afspraken gemaakt worden over crisisinterventie en crisisopvang. In geval van crisis is het juist van belang dat snel in de buurt een oplossing gevonden wordt. Bovendien zou een centraal punt als averechts effect kunnen hebben dat verantwoordelijkheden afgeschoven worden.
Derhalve ontraad ik u deze motie.
In de motie 29815 nr. 110 wordt de regering verzocht zorg te dragen voor een landelijke dekking van het Advies- en Klachtenbureau Jeugdzorg (AKJ) en ouders en betrokkenen actief te informeren over het bestaan van het AKJ.
In de Wet op de jeugdzorg wordt het klachtrecht uniform geregeld. De bureaus jeugdzorg en de zorgaanbieders moeten een klachtenregeling treffen, en ze zijn verplicht cliënten te informeren over de klachtenregeling.
Het AKJ houdt zich bezig met ondersteuning van cliënten. In een aantal provincies is ervoor gekozen gebruik te maken van de diensten van het AKJ. In andere provincies is het weer anders geregeld.
Zo maken de noordelijke provincies gebruik van het Bureau Klachtenondersteuning Jeugdzorg. Het landelijk voorschrijven van de wijze waarop cliënten ondersteund worden, acht ik niet passend en niet nodig. Het IPO en de MOgroep delen dit standpunt. Daarom ontraad ik u deze motie.
De Minister voor Jeugd en Gezin,
mr. A. Rouvoet