Antwoorden op kamervragen van Langkamp over de toegenomen hulpvraag bij de bureaus jeugdzorg
De Voorzitter van de Tweede Kamer
der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA DEN HAAG
DJB-K-U-2789625
6 september 2007
Antwoorden van minister Rouvoet op kamervragen van het kamerlid Langkamp (SP) aan de minister voor Jeugd en Gezin over de toegenomen hulpvraag bij de bureaus jeugdzorg (ingezonden 24 juli 2007, nr. 2060721880)
Vraag 1
Wat is uw reactie op het bericht dat het Bureau Jeugdzorg Rotterdam de spectaculair toegenomen hulpvraag van 30 procent meer aanmeldingen niet aankan? 1)
Antwoord 1
Hierbij wil ik vooropstellen dat ik er grote waarde aan hecht dat kinderen die kampen met ernstige opgroei- en opvoedproblemen, tijdig de noodzakelijke zorg ontvangen. De afgelopen jaren is het beroep op de diverse vormen van jeugdzorg flink toegenomen. Een stijging van de vraag hoeft niet negatief te worden beoordeeld. Het is immers belangrijk dat ouders en kinderen steun zoeken bij de jeugdzorg als zij (ernstige) problemen ervaren bij de opvoeding én dat burgers melding doen van situaties waarbij iets mis dreigt te gaan in een gezin. Ik vind het verontrustend dat bureau jeugdzorg Rotterdam aangeeft dat zij het grote aantal hulpvragen niet meer kan verwerken. Op basis van de Wet op de jeugdzorg zijn provincies en grootstedelijke regio’s verantwoordelijk voor de uitvoering van de jeugdzorg in hun provincie. Ik ga ervan uit dat de grootstedelijke regio Rotterdam met haar bureau jeugdzorg in overleg zal treden om tot een oplossing te komen.
Vraag 2
Wat is uw reactie op het bericht dat het aantal hulpvragen bij de Bureaus Jeugdzorg (BJZ’s) in het eerste kwartaal van 2007 met 20 procent is gestegen? 2)
Antwoord 2
Zoals ik hierboven aangeef vind ik het feit dat het aantal aanmeldingen bij bureau jeugdzorg is toegenomen, niet per definitie negatief. Ik vind het echter wel een dermate opvallend signaal, dat ik onderzoek wil doen naar de redenen van de toegenomen vraag naar jeugdzorg. Ik heb daarbij bezien in hoeverre gebruik kan worden gemaakt van eerder onderzoek. Op verzoek van het vorige kabinet heeft TNO onderzoek gedaan naar het toenemende gebruik van jeugdzorg en andere geïndiceerde voorzieningen voor jongeren. Ik heb het SCP gevraagd of een nadere toespitsing op het jeugdzorgdomein zinvol is. De bedoeling is dat het TNO-onderzoek u op afzienbare termijn zal bereiken, in het kader van het kabinetsstandpunt over het SER-advies over de Wajong.
Vraag 3
Wat is uw verklaring voor de plotseling toegenomen hulpvraag bij het Bureau Jeugdzorg Rotterdam?
Antwoord 3
Zoals ik in mijn antwoord op vraag 1 al aangeef, zijn provincies en grootstedelijke regio’s verantwoordelijk voor de uitvoering van de jeugdzorg in hun provincie. Dit is de reden dat ik de grootstedelijke regio Rotterdam heb gevraagd mij te informeren over de lokale situatie. Uit deze informatie komt naar voren dat zij de toename aan dezelfde oorzaken toeschrijft als ik in mijn brief van 20 juni 2007 heb gedaan, namelijk dat zich in het eerste kwartaal van 2007 relatief veel ouders en kinderen hebben aangemeld bij bureau jeugdzorg. In mijn brief van 20 juni 2007 heb ik hiervoor de redenen uiteengezet.
Bureau jeugdzorg Rotterdam voegt hier tevens als redenen de toegenomen aandacht voor zaken als huiselijk geweld en de aanpak van kindermishandeling aan toe.
Vraag 4
Wat is uw oordeel over het feit dat het Bureau Jeugdzorg Rotterdam de duizend extra hulpvragen probeert op te vangen door de medewerkers vrijwillig over te laten werken?
Antwoord 4
Ik waardeer de inzet van de medewerkers bij bureau jeugdzorg Rotterdam. Ik begrijp ook dat bureau jeugdzorg Rotterdam aangeeft dat dit geen structurele oplossing is.
Vraag 5
Wat is uw reactie op de veronderstelling van de directeur van Bureau Jeugdzorg Rotterdam, dat er ook bij andere Bureaus Jeugdzorg in Nederland sprake is van een dergelijke toename, hetgeen wordt bevestigd door het Bureau Jeugdzorg Amsterdam en door het bericht over een cliëntenstop bij het Bureau Jeugdzorg Groningen?
Antwoord 5
Uit de informatie die ik van de provincies en grootstedelijke regio’s heb ontvangen, blijkt een zeer gevarieerd beeld met betrekking tot de groei van het aantal aanmeldingen.
Vraag 6
Bent u bereid op korte termijn te onderzoeken of er landelijk sprake is van een plotseling toegenomen hulpvraag bij de Bureaus Jeugdzorg en de Kamer hierover voor het einde van het zomerreces te informeren? Zo neen, waarom niet?
Antwoord 6
Zie mijn antwoord op vraag 2.
Vraag 7
Wat is uw reactie op de vraag van de Bureaus Jeugdzorg om euro 23 miljoen extra beschikbaar te stellen om de onvoorziene toename van de hulpvraag aan te kunnen?
Antwoord 7
Zoals ik in mijn brief van 20 juni 2007 aan heb gegeven, heb ik dit jaar nog eens euro 30 mln extra beschikbaar gesteld aan de provincies en grootstedelijke regio’s om het effect dat de aanvalsplannen wachtlijsten in het eerste kwartaal 2007 en mogelijk in het tweede kwartaal 2007 zullen hebben, op te vangen. Dit bedrag komt naast de euro 40 mln die vanaf dit jaar al extra beschikbaar is vanwege de te verwachten extra groei. Aangezien provincies en grootstedelijke regio’s verantwoordelijk zijn voor de uitvoering van de jeugdzorg in hun provincie, staat het hen vrij om de beschikbare middelen daar in te zetten waar de behoefte bestaat. Voorts ben ik van mening dat de bureaus jeugdzorg in het indicatietraject nog heel wat doelmatiger kunnen werken, waardoor met de huidige budgetten ook meer kinderen geholpen kunnen worden.
Vraag 8
Deelt u de mening dat de onvoorziene toename van de hulpvraag niet kan worden opgevangen met de euro 100 miljoen extra die hiervoor eerder is uitgetrokken? Zo ja, welke aanvullende maatregelen gaat u nemen om deze toegenomen hulpvraag op te vangen? Zo neen, waarom niet?
Antwoord 8
Zie mijn antwoord op vraag 7. In mijn brief van 20 juni 2007 heb ik aangegeven dat ik de ontwikkelingen met de wachtlijsten in de jeugdzorg nauwgezet zal monitoren. Ik heb in deze brief voorts aangegeven dat ik in overleg met provincies en andere betrokken partijen wil komen komen tot een versterking van de organisatie van de jeugdketen. Verbetering van de beleidsinformatie, efficiencyverbetering, meer preventie en een andere financierings-systematiek zijn daarbij sleutelbegrippen. In mijn brief heb ik dit toegelicht.
1) http://www.zorgwelzijn.nl/portal/nieuws/id5601-87320/ jeugdzorg_rotterdam_kan_hulpvraag_niet_aan.html
2) NOS Teletekst, pagina 108, 23 juli 2007