17e Nationaal Omroepcongres
Dames en heren,
Deze week was ik tweemaal onder mijn oude vakgenoten. Eerst voor de opening van het academisch jaar, met vooral bestuurders in de zaal, en daarna bij de promotie van mijn laatste AIO, in het gezelschap van onderzoekers. Ik neem aan dat dit een gemengd gezelschap is, van bestuurders en programmamakers. Maar ik wil vandaag toch graag de makers centraal stellen. Want zij zijn het die via de media vorm geven aan het publieke debat en aan onze cultuur. In het onderwijs en in de wetenschap is het niet anders. Wat telt is de inzet van steeds weer nieuwe generaties professionals: leraren, onderzoekers, journalisten, programmamakers.
Toen ik klein was, wist ik al vrij snel dat ik later bioloog wilde worden. Mijn fantasie werd geprikkeld door boeken over paleontologie, oude boeken met prachtige aquarellen van dinosauriërs die ik in de boekenkast van mijn vader vond. Ik denk dat mijn fascinatie voor de evolutie daar begonnen is. En dat leidde uiteindelijk naar onderzoek om de medische wetenschap verder te brengen.
Nu sta ik hier, niet als bioloog maar als minister, in een zaal vol omroepmannen en vrouwen. En eigenlijk heb ik maar één vraag: waarom maakt u radio en televisie? Waarom heeft u dit vak gekozen? Bent u er toevallig ingerold? Gaat het om het geld? Of wilt u mooie dingen maken?
Programmamaker is net als wetenschapper niet zomaar een beroep. En radio en televisie is niet zomaar een markt. Natuurlijk let de moderne mediamanager op het marktaandeel en op de centen. Anders doet de concurrentie het wel. Maar diezelfde manager is zich ook bewust van de maatschappelijke invloed van de media.
Daarom is het goed om de makers centraal te stellen. Ik vind dat de overheid zijn beleid daarop moet richten. Ik wil dat graag concreter maken in mijn verhaal vandaag, om te beginnen voor de commerciële omroep, daarna ga ik verder met de publieke omroep.
Commerciële omroepen hebben een prominente plaats in de huiskamers verworven. Daardoor wordt er ook meer op hen gelet. Mensen maken zich vooral zorgen over programma’s die de grenzen opzoeken. Dat geldt zeker voor ouders, die het mediagebruik van hun kinderen niet dag en nacht in de gaten willen houden.
Het kabinet gaat niet zeggen wat wel en wat niet door de beugel kan, dat is onze taak niet. Het is al helemaal niet de bedoeling om makers in hun vrijheid te beknotten. Integendeel. Wel hoop en verwacht ik dat zij op een integere manier commerciële televisie maken. Het lijkt mij goed als er een gedragscode komt, geformuleerd en ondertekend door de omroepen zelf, natuurlijk ook door de publieke omroep. Met daarin afspraken wat de omroepen wel en niet maken en wanneer ze dat uitzenden. En dan kom ik terug bij mijn eerdere vraag: waarom maakt u radio en televisie? Welke maatschappelijke verantwoordelijkheid voelt u daarbij?
Ik ben hier trouwens niet met lege handen gekomen. Voor wat, hoort wat. Nederlandse commerciële televisiezenders hebben last van de regels voor reclame, die in ons land strenger zijn dan in Luxemburg, waar RTL uitzendt. Dat scheelt omzet. Aan dat verschil zal ik een einde maken. Zo blijft de financiële basis voor commerciële televisie gezond. En ook dat helpt de programmamakers om er iets moois van te maken.
Bij de publieke omroep staat kwaliteit natuurlijk voorop. De publieke omroep is er voor spraakmakende programma’s op ieder gebied: nieuws en actualiteiten, kunst en wetenschap, drama en documentaires, sport en spel. Dat kan niet op een koopje en daarom doet het kabinet er fors geld bij. Ik wil dat geld niet zomaar over de schutting gooien, maar met de publieke omroep afspraken over wat ze ermee doen. Eén genre heeft mijn bijzonder aandacht. Er is weinig goed en aansprekend Nederlands drama op de televisie, mede omdat het duur is. Ik wil daarom 15 miljoen speciaal bestemmen voor Nederlands drama. Ik weet nog niet of ik dat doe in een afspraak met de publieke omroep of op een andere manier.
Een tweede trefwoord voor de publieke omroep, naast kwaliteit, is pluriformiteit. Het Nederlandse bestel staat open voor verschillende omroepen. Het idee is dat zij in al hun verscheidenheid zorgen voor een programmapalet dat representatief is voor de diverse opvattingen en voorkeuren binnen de bevolking. Ooit was dat ook zo. Nu ligt het ingewikkelder.
De laatste nieuwkomers die erbij kwamen, richtten zich op ouderen en op jongeren. Wees nou eerlijk: zijn dit nou groepen die bij de publieke omroep echt slecht aan hun trekken komen? BNN heeft bijvoorbeeld heel goed de groep jongeren aangesproken.
Wat nu toe doen? Laat ik voorop stellen dat ik niet voel voor een grootscheepse hervorming. If it ain’t broke, don’t fix it. Het bestel is vitaal genoeg om zeker nog eens 5 jaar te overleven. En de programma’s worden echt niet beter als er weer een periode van onrust aanbreekt.
Ik wil de manco’s repareren binnen de huidige organisatie.
De details geef ik later deze maand, in een brief aan de Tweede Kamer. Ik ben daarover nog in gesprek binnen het kabinet, dus ik ga er hier niet veel over zeggen. Wel zal ik een paar punten uitlichten die mijn aandacht hebben.
Op één staan de ledeneisen. Het ledental blijft een goede indicatie voor de maatschappelijke steun die omroepen hebben, maar ik kijk nog hoe je de ledenaantallen het beste precies kan vertalen naar zendtijd en geld.
Punt twee is de beloning van programmatische prestaties. Omroepen hebben ieder hun eigen kwaliteiten. De één is goed in drama of documentaires, de ander in programma’s voor jonge mensen. Toch vallen er soms gaten in het programmaschema. Dan moet er een kans zijn voor omroepen om in zo’n gat te springen, om meer te doen dan het eigen budget toelaat. Begrijp me goed, ik wil niet tornen aan het vaste budget voor de omroepen. Maar ik wil ook dat de raad van bestuur voldoende eigen geld heeft om omroepen te stimuleren die iets extra’s doen.
Punt drie is de toegang tot het bestel. De Nederlandse omroep is net een variant op Hotel California, het lied van The Eagles. U weet wel, die mooie regel: You can check out anytime you like, but you can never leave. Alleen bij de publieke omroep is het: You can check in anytime and never leave. Resultaat is een versnippering van publieke middelen. We moeten daar echt goed naar kijken.
Ik heb drie dingen genoemd om de pluriformiteit van de publieke omroep te versterken. De kern is dat omroepen straks op twee manieren hun bestaansrecht bewijzen: via leden en via hun programmatische prestaties. Wie het op beide fronten goed doet, krijgt meer geld en zendtijd. Wie op beide fronten achterblijft, krijgt minder en kan uiteindelijk zijn erkenning verliezen.
Dan tot slot iets over de salarissen. De Commissie Dijkstal deelt de publieke omroep in bij categorie 1. Dat is het deel van de semi-publieke sector waar de Balkenende norm geldt. Dus daar kan iedereen nu rekening mee houden. Die norm geldt straks bijvoorbeeld voor de nieuwe voorzitter van de raad van bestuur. En voor diegenen die zich deels laten betalen uit de tientjes die een omroepvereniging bijeensprokkelt, is het salaris van de minister-president toch ook heel netjes.
Laat ik nu eindigen waar ik ben begonnen: bij de programmakers. De overheid kan gunstige voorwaarden scheppen voor kwaliteit. Maar die rol is en blijft bescheiden. Uiteindelijk bent u het die bepaalt wat mensen zien, horen, lezen. Ik hoop daarom dat u vandaag niet alleen spreekt over crossmediale strategieën, exploitatiemodellen en de mediavoorkeuren van boodschappers tussen 20 en 50 jaar. Radio, televisie en internet zijn niet zomaar een markt, maar een cruciale factor in onze democratie en onze cultuur. Wie dat voor ogen houdt, heeft een prachtig vak gekozen.
Ik dank u wel.