Opening Academisch Jaar Saxion Hogeschool Enschede
Het is het eindpunt van de trein,
bijna geen mens hoeft er te zijn,
bijna geen hond gaat zover mee;
Enschede.
U herkent deze tekst natuurlijk, de eerste strofe van het gedicht Textielstad van Willem Wilmink. Daarmee schetst hij een melancholisch, zeg maar gerust somber beeld van zijn geboortestad. Wilmink schreef het in 1981, toen Enschede zijn wonden nog likte van de teloorgang van de textiel. Toen een nijvere industriestad in korte tijd veranderd was in een sombere plaats, een failliete stad vol werkloze arbeiders en leegstaande fabrieken. Hier had zich een economisch en sociaal drama voltrokken dat zijn weerga niet kende. Maar toch bleef u niet bij de pakken neerzitten. Sterker nog, de kiem voor het herstel was al lang gelegd. Want in Enschede heeft men zich altijd gerealiseerd, dat goed onderwijs een garantie is voor een goede toekomst. In 1909 ontstond hier de Textielschool uit de Nederlandse School voor Nijverheid en Handel, in 1918 gevolgd door de Hogere Textielschool. Hoger beroepsonderwijs avant la lettre, het begin van een lange geschiedenis die heeft geleid tot de Saxion Hogeschool van vandaag.
Oorspronkelijk in hoofdzaak gericht op de textiel en alles wat daarmee te maken had, is de onderwijsfocus tijdig verlegd naar een nieuwe, kansrijke horizon. Zo werd Enschede van textielcentrum tot kenniscentrum. Ook de Universiteit Twente en de AKI hebben hieraan een steentje bijgedragen. Gelukkig heeft Wilmink nog lang genoeg geleefd om deze metamorfose mee te maken. Hij heeft met eigen ogen kunnen zien dat Enschede als een feniks uit de as herrezen is. Investeren in onderwijs is investeren in de toekomst: als dat ergens bewezen is, dan is het wel in Enschede.
En nu staan we hier bij Saxion Hogeschool om het academisch jaar te openen voor de hbo-sector. Een sector die volop in beweging is. Denk bijvoorbeeld aan de discussies over ‘het nieuwe leren’, over contacturen en over de positie van docenten. Denk aan de ontwikkeling van masteropleidingen. Denk aan de ambities van hogescholen om praktijkgericht onderzoek te doen. Denk aan de Associate degreeprogramma’s (Ad’s) die een nieuwe dimensie aan het beroepsonderwijs en de arbeidsmarkt geven.
Bij dit laatste onderwerp blijf ik hier in Enschede iets langer stilstaan, want Saxion speelt een belangrijke rol bij de introductie van de Ad’s, die een goed antwoord geven op de vraag uit de beroepspraktijk. De Ad is bij uitstek geschikt voor mbo-afgestudeerden voor wie de stap naar een volledige bachelor in eerste instantie te hoog gegrepen is; en ook voor de werkenden die zich willen ‘opscholen’. Zo kan de Ad een sleutelrol spelen bij de aansluiting mbo-hbo, vergroting van de deelname aan het hoger onderwijs en bij een leven lang leren.
Van de 57 Ad-pilots die de komende jaren lopen, neemt Saxion er maar liefst 7 voor haar rekening. Deze score laat zien dat Saxion slagvaardig inspeelt op ontwikkelingen in de beroepspraktijk, daarin niet alleen meegaat maar zelfs een voortrekkersrol speelt. En dat is een aparte vermelding en een compliment waard.
Dames en heren,
Nederland wil bij de top van de Europese kenniseconomie horen. Dat vraagt om een hoog opgeleide beroepsbevolking. Het hoger onderwijs kreeg de afgelopen decennia te maken met een ongekende toeloop, met steeds meer studenten die op een kwalitatief hoog niveau moesten worden opgeleid. Dat u daarin behoorlijk succesvol bent geweest, mag een prestatie van formaat heten. Te meer omdat daarmee meteen een belangrijke bijdrage is geleverd aan de emancipatie van groepen voor wie de universiteit in het verleden moeilijk bereikbaar was.
We hebben nu een uitstekende basis, maar om hoger te vliegen is meer nodig. En we moeten echt een hogere vlucht nemen, want de internationale uitdagingen zijn niet mis. Een continu proces van scholing, een leven lang leren, is een voorwaarde voor een innovatieve, concurrerende economie. We moeten verder. In het verleden behaalde resultaten bieden geen garantie voor de toekomst!
De explosieve groei van het hbo-onderwijs leidde ook tot schaalvergroting. Door nadruk op efficiency en kwantiteit in onderwijs en onderzoek hebben we veel gewonnen, maar ook iets verloren: de erkenning en stimulering van de unieke persoonlijke kwaliteiten van student en docent. De kwaliteit van de hogeschool – en dat zult u vast en zeker met mij eens zijn – staat of valt met die persoonlijke kwaliteit. Die bepaalt de kwaliteit van onderwijs, die bepaalt of we uitstekend gekwalificeerde en ondernemende mensen voor onze arbeidsmarkt kunnen opleiden. Meer aandacht voor de menselijke factor: de student, de docent, is hard nodig voor meer studiesucces, voor meer kwaliteit in onderwijs.
Hoe gaan we dat aanpakken? Ik kom hiervoor niet met blauwdrukken of een loodgieterstas vol ideeën. Ik wil geen stelsels drastisch veranderen, maar accenten verleggen. Om de kwaliteit te verhogen wil ik investeren in mensen, hun netwerken en hun samenwerking.
In een ideale situatie haalt de student alles uit zichzelf en uit de studie wat erin zit en ontplooit zich ook daarbuiten. Dit vraagt om een ambitieuze studiecultuur. Studenten kunnen meer dan we ze nu vragen. Ze willen ook meer. Vorig jaar gaf bijna de helft van de hbo-studenten te kennen dat het onderwijs hen niet uitdaagt tot extra presteren. Ik zie de volle postzakken met klachten nóg voor me staan. Hier kunnen docenten en instellingen echt iets aan doen: werken aan een betere studiecultuur. Daartoe moet de student door de docenten worden geprikkeld en persoonlijk aangesproken. Daarvoor is een kleinere schaal nodig, de menselijke maat, en persoonlijke betrokkenheid. Dat vraagt om een belangrijke rol voor de docent en meer contacturen dan we nu vaak zien. Ik zal daarom extra investeren in meer en betere docenten. Als we het aantal contacturen verhogen en de kennisoverdracht en begeleiding verbeteren, dan gaat de kwaliteit van het onderwijs omhoog. Zo houden we ook meer studenten binnenboord. En daarmee pakken we nog een probleem aan, namelijk dat van de uitval. Die is al jarenlang veel te hoog: 30% van de studenten haalt geen einddiploma.
Zojuist hoorde ik uw bestuursvoorzitter de heer Cor Boom zeggen dat Saxion de eerste twee jaar meer contacturen gaat garanderen, dat u studenten nadrukkelijker wilt uitdagen, dat u toptalenten meer aandacht zult geven, dat u budgetten vrijmaakt voor de ontwikkeling van docenten, dat u de contacten met het bedrijfsleven intensiveert: uit die voornemens blijkt dat Saxion de beste van de klas wil worden. “Ga zo door”, zeg ik dan als bovenmeester.
Docenten en studenten centraal: dat vraagt om een kleine schaal. Als dit goed is voor de onderwijskwaliteit, waarom zien we dan geen eigen initiatieven van docenten om hun eigen onderwijslijn te beginnen? Dat komt de variëteit van onderwijs en de prikkels voor kwaliteit ongetwijfeld ten goede. Het gaat niet om wel of niet ‘nieuw leren’, maar om iedereen op maat te bieden waar hij of zij behoefte aan heeft.
Onderscheid maken moet, want elke student is anders. Het moet lonen om je te onderscheiden, zowel voor student, opleiding als docenten. Daarom wil ik FES-middelen inzetten om excellente opleidingen te belonen. Onze kwaliteitswaakhond, de NVAO mag meer “sterren” en strepen uitdelen. Dezelfde NVAO waarvan voorzitter Karl Dittrich twee weken geleden ook al zei dat studenten meer energie in hun studie moeten steken en docenten voor meer uitdaging moeten zorgen. ”Kwaliteitsverbetering is een zaak waar alle partijen aan mee moeten doen.” Dat zijn woorden naar mijn hart.
Ook geloof ik heilig in een nauwere samenwerking met de omgeving. In het hbo zien we veelbelovende (RAAK)netwerken ontstaan met het bedrijfsleven, en lectoren zijn ook op dit punt actief. maar in de dagelijkse gang van zaken in de instelling zien we er nog te weinig van terug. Tekenend vind ik een steekproef van ISO, waaruit bleek dat driekwart van de studenten geen idee heeft wat een lector doet. Geef de lectoren dan ook een duidelijkere rol in het onderwijs. Waarom zou dat bijvoorbeeld niet kunnen in het verzorgen van de praktijkcomponent van de opleiding? Zo kunnen stages gekoppeld worden aan innovatievragen van het bedrijfsleven.
In het hbo mis ik de sterke professionele cultuur uit het wo, waar de beste universitaire docenten en hoogleraren veel invloed en autonomie hebben. Ik denk dat het hbo gediend zou zijn met zulke voortrekkers die zelf het voortouw nemen om de kwaliteit van het onderwijs en hun beroep te verbeteren, vergelijkbaar met de dekaan of de hoogleraar aan de universiteit. Zou dat iets voor de lector zijn?
Ik heb het al eerder gezegd, het hoger onderwijs moet beter, daar zijn we het samen over eens. De belangrijkste maatregelen die we daartoe nemen vat ik nog even kort voor u samen:
- extra investeringen in kleinschalig onderwijs, met bijzondere aandacht voor allochtone studenten, moeten in de bachelorfase het studiesucces verhogen en de uitval verminderen
- verhoging van de scholingsgraad verhoogt de kwaliteit van docenten
- investeringen in excellentie in onderwijs
- bekostiging - onder voorwaarden! – van professionele masteropleidingen.
Dames en heren,
Binnen de onderwijscultuur moet het lonender worden voor mensen om zich te onderscheiden, hun nek uit te steken, om nog meer ambitie te hebben. Dat geldt voor bestuurders, docenten en studenten. Daarbij leg ik het accent op degenen die ik in dit proces het allerbelangrijkste vind: de docent. Ook in het hoger onderwijs moet de leraar weer op een voetstuk. De goede, bevlogen leraar verdient onze waardering, ons respect. Dat zijn de mensen die de kwaliteit van het onderwijs bepalen. Het management moet de leraar en het onderwijsproces dienen, niet andersom. Bestuurders moeten zich ook bewust zijn van hun voorbeeldfunctie. Pas geleden heb ik me opgewonden over de bindingspremie van de voorzitter van het College van Bestuur van de Universiteit Maastricht. Hoewel die binnen de regels bleef vond ik excessief en onwenselijk, te meer omdat de universiteit in diezelfde periode op het onderwijs bezuinigde. Daarom is het des te belangrijker dat we hebben afgesproken dat er een scherpere normering komt voor de inkomsten van universitaire bestuurders, die in lijn met de Balkenendenorm is. Dat staat ook in het regeerakkoord, dat is geaccordeerd door de Tweede Kamer. Ik heb begrepen dat ook het College van Bestuur van Saxion al sinds jaar en dag binnen deze norm blijft.
Dames en heren,
Deze toespraak ben ik begonnen met Willem Wilmink; ook voor het eind blijf ik in de buurt met een typisch Twentse afscheidsgroet. Die wil ik in het bijzonder richten aan uw Voorzitter van de Raad van Bestuur, Cor Boom, die per 1 januari 2008 terugtreedt. Cor maakte 15 jaar deel uit van het hogeschoolbestuur van Saxion, inclusief enkele tropenjaren met forse problemen. Maar onder zijn voorzitterschap is Saxion uit het dal gekropen en er weer helemaal bovenop gekomen. Dat lijkt wel een Enschedese specialiteit! Een mooie reden om nu in het Twents af te sluiten. Geachte aanwezigen, beste Cor: “Good goan, en doot hennig an!"*
* Het ga je goed, en doe kalm/verstandig aan!