Antwoorden op kamervragen over een steekpartij met dodelijke afloop in Almere
Vragen van de leden De Roon en Agema (beiden PVV) aan de ministers van Justitie, van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, voor Wonen, Wijken en Integratie en van Volksgezondheid, Welzijn en Sport over een steekpartij met dodelijke afloop in Almere. (Ingezonden 18 juli 2007)
1. Vraag
Klopt het dat op 14 juli 2007 te Almere een vrouw en haar man zijn belaagd en laatstgenoemde daarbij is doodgestoken door een (groep) hangjongere(n) van Antilliaanse en/of Surinaamse afkomst, waar de buurt (de zogenaamde Seizoenenbuurt) al weken overlast van had en over had geklaagd bij de politie? 1)
1. Antwoord
Op zaterdagavond 14 juli 2007 ontstond een vechtpartij, nadat het latere slachtoffer verhaal ging halen bij een groepje jongeren waarvan hij aannam dat zij een ei tegen zijn auto hadden gegooid. Het slachtoffer is daarbij met een mes gestoken en in het ziekenhuis aan zijn verwondingen overleden. Het onderzoek naar de zaak is nog in volle gang. Er zijn vijf verdachten aangehouden; ten aanzien van twee van hen is de voorlopige hechtenis met 30 dagen verlengd. Uit het onderzoek tot op heden is niet gebleken dat de man voorafgaand aan de steekpartij is belaagd door het groepje jongeren. Evenmin is gebleken dat de afkomst van de jongeren een rol heeft gespeeld bij het incident. Er is bij de politie wel geklaagd over jeugdoverlast in het algemeen in de Seizoenenbuurt. Deze overlast wijkt qua aard en omvang niet af van klachten uit omliggende wijken. Qua incidenten vraagt de Seizoenenbuurt niet meer aandacht dan andere wijken in Almere-Buiten.
2. Vraag
Wat is er aan gedaan om deze groep overlastgevende hangjongeren, nadat de klachten daarover bij de politie bekend waren geworden, aan te pakken? Hoe kan het, dat deze aanpak dermate slecht is geweest dat voornoemde fatale afloop het gevolg is geweest?
2. Antwoord
Zowel de gemeente als de politie in Almere voeren een actief beleid om de overlast van jongeren aan te pakken. Uit het onderzoek komt geen verband naar voren tussen de klachten over jeugdoverlast in de Seizoenenbuurt en het voornoemde incident. Er zijn derhalve met betrekking tot deze overlastgevende jongeren geen specifieke acties ondernomen.
3. Vraag
Is het u bekend dat de politieregio Flevoland de enige politieregio is met stijgende criminaliteitscijfers, en dat in het bijzonder in Almere de criminaliteitscijfers hoog zijn? Kunt u begrijpen dat de burgers in Almere dit volkomen beu zijn? Wanneer en hoe gaat u het overlastgevende tuig in Almere krachtig aanpakken? Wanneer gaat u de Nederlandse burgers bevrijden van dit gespuis? Deelt u de mening dat het hoog tijd is dat voor ernstige misdrijven in Nederland de minimumstraffen worden ingevoerd waar de burgers zo naar snakken?
3. Antwoord
Op basis van de Veiligheidsmonitor Rijk 2007 constateer ik dat de door de burger ervaren veiligheidssituatie in de politieregio Flevoland niet significant afwijkt van het landelijk gemiddelde. Daarbij was het aantal misdrijven in Almere in 2006 niet hoger dan in gemeenten van vergelijkbare grootte. Daar staat tegenover dat het aantal aangiften in 2006 in de regio Flevoland met 4% is gestegen. In de eerste helft van 2007 laten andere regio’s ook een stijging zien op dit terrein. Vanzelfsprekend volg ik deze ontwikkelingen nauwgezet.
De aanpak van overlast en overlastgevende jongeren in Almere is de verantwoordelijkheid van de gemeenteraad en wordt voor zover het de inzet van politie betreft, bepaald in de lokale driehoek.
De discussie over de invoering van minimumstraffen komt met enige regelmaat terug. Het toenmalige kabinet heeft de Kamer medegedeeld (TK 2002-2003, 29049 nr. 1) dat er geen grond is om veel van de invoering van minimumstraffen te verwachten. Deze vaststelling volgde op een onderzoek naar het gebruik van minimumstraffen in een aantal ons omringende landen. Daaruit bleek dat minimumstraffen doorgaans weinig zeggen over de daadwerkelijk opgelegde straf en dat Frankrijk, de bakermat van de minimumstraffen, deze inmiddels heeft afgeschaft. Daarnaast zijn er geen aanwijzingen dat minimumstraffen een effectieve bijdrage leveren aan de criminaliteitsbestrijding. De kwestie waarnaar de vragenstellers in hun vragen naar verwijzen, nopen mij niet tot het innemen van een ander standpunt.
4. Vraag
Deelt u de mening dat de uitlating van de burgemeester van Almere, dat deze steekpartij een incident is dat ook elders in Almere had kunnen gebeuren, een buitengewoon schokkende en verontrustende constatering is 2)? Deelt u de mening dat het tijd is geworden dat de politie in Almere preventieve veiligheidsfouilleringen uitvoert op de aanwezigheid van wapens bij overlastgevende hangjongeren? Wat gaat u doen om te bevorderen dat dit gaat gebeuren om de gewone burgers te beschermen en hun veiligheidsgevoelens terug te geven?
4. Antwoord
Op basis van de uitkomsten van het onderzoek tot nu toe concludeer ik dat het gebeurde op 14 juli een incident betrof, dat los staat van de in de buurt ervaren jeugdoverlast. De uitspraak van de burgemeester moet dan ook in deze context worden gezien en dat doet niets af aan het feit dat de burgemeester deze gebeurtenis zeer betreurt. Op basis van de Veiligheidsmonitor Rijk concludeer ik overigens dat de veiligheidssituatie in Almere niet significant afwijkt van de landelijke veiligheidssituatie.
Voor wat betreft het uitvoeren van preventieve veiligheidsfouilleringen is vastgelegd in artikel 151b, 1e lid van de Gemeentewet dat de gemeenteraad bevoegd is tot het instellen van preventieve veiligheidsfouilleringen. Op basis van een door de politie Almere uitgevoerd onderzoek naar wapenincidenten heeft de gemeenteraad van Almere geconcludeerd dat het wapengebruik in Almere weliswaar stijgende is, maar dat de inzet van preventief fouilleren nog niet te rechtvaardigen is. De ontwikkelingen worden nauwgezet gevolgd. Op dit moment ligt er wel een voorstel bij de gemeenteraad om een messenverbod in de APV op te nemen.
Daarnaast kan ik u melden dat in de APV van Almere de bevoegdheid van de burgemeester is opgenomen om gebieden als veiligheidsrisicogebied aan te wijzen.
5. Vraag
Klopt het dat het slachtoffer is overleden nadat de ambulance met een aanzienlijke overschrijding van de voorgeschreven aanrijdtijd was gearriveerd? 3) Hoe heeft dit kunnen gebeuren en wie is daarvoor verantwoordelijk? Klopt het dat de ambulancediensten in maar liefst 8% van de gevallen in Flevoland te laat arriveert? Deelt u de mening dat dit schandalig is, evenals het feit dat in een stad als Almere slechts twee ambulances beschikbaar zijn in de avonden en weekeinden? Wat gaat u er aan doen om deze situatie zo snel mogelijk te verbeteren?
5. Antwoord
De ambulance was 25 minuten na melding ter plaatse, waarna het slachtoffer binnen 8 minuten naar het Flevo-ziekenhuis is vervoerd. Het slachtoffer is vervolgens in het ziekenhuis aan zijn verwondingen overleden.
Ambulancezorg is een schaarsteproduct; de Nederlandse planningsnorm voor ambulancezorg gaat er vanuit dat een ambulance gemiddeld genomen binnen 15 minuten na een melding ter plaatse is. Als planningsnorm geldt dat 95% van alle spoedritten binnen 15 minuten ter plaatse moet zijn. In incidentele gevallen kan een ambulance later arriveren. Almere beschikt in de avonden en weekenden over twee parate ambulances. Op het moment van melding waren beide ambulances elders ingezet en heeft de meldkamer, conform brancherichtlijn, een ambulance uit Zeewolde ingezet.
In de Wet op het ambulancevervoer (Wav) is de Provincie benoemd als bevoegd gezag voor het vaststellen van de planning en de capaciteit van de ambulancezorg in overleg met een Regionale Ambulance Voorziening (RAV). Dit wordt vastgelegd in het regionale spreidingsplan. In 2004 is er, vooruitlopend op de nieuwe Wet op de ambulancezorg (Waz), een Landelijk referentiekader spreiding en beschikbaarheid vastgesteld door de toenmalige minister van Volksgezondheid Welzijn en Sport (VWS) in overleg met de ambulancesector en de zorgverzekeraars. Het Landelijk referentiekader spreiding en beschikbaarheid is een modelmatige benadering van de spreiding en beschikbaarheid van ambulancezorg op landelijk niveau. Met provincies is overeengekomen dat vanaf 2004 de regionale spreidingsplannen worden afgestemd op het Landelijk referentiekader spreiding en beschikbaarheid. Binnen elke regio kunnen zorgaanbieders en zorgverzekeraars tot een nadere verfijning en uitwerking van het referentiekader komen op basis van hun expertise en netwerk in de regio in overleg met de provincie.
Als planningsnorm geldt dat de ambulance in 95% van de spoedritten binnen 15 minuten ter plaatse is; in 2006 was dit percentage in Flevoland 92%. Om objectief te kunnen vaststellen of de regio’s beschikken over voldoende capaciteit heeft de Minister van VWS het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) recent opdracht gegeven om te starten met een herijking van het Landelijk referentiekader spreiding en beschikbaarheid. Dit onderzoek wordt in april 2008 afgerond. Op basis van dit onderzoek stelt de minister van VWS vast of het noodzakelijk is om de spreiding en capaciteit van ambulances in Nederland aan te passen. Hierbij wordt uiteraard ook gekeken naar de situatie in Almere.
Overigens is er de afgelopen jaren al veel geïnvesteerd om de spreiding en beschikbaarheid in regio’s waar aantoonbaar problemen waren, te verbeteren. In 2004-2005 heeft de toenmalige minister van VWS structureel 30 mln. extra beschikbaar gesteld (10% van het totale ambulancebudget). Dit geld is na enige aanloop in 2007 door de sector maximaal aangewend en heeft geresulteerd in extra capaciteit (voertuigen en personeel).
1) http://almerebuiten.blogspot.com; http://frontpage.fok.nl/nieuws/print/79220
2) http://www.almerevandaag.nl/nieuws/almere/article2163610.ece
De Telegraaf, 17 juli 2007