Voortgang EPD
De Voorzitter van de Tweede Kamer
der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA DEN HAAG
MEVA/ICT-2795522
3 september 2007
In vervolg op de vijfde voortgangsrapportage ICT en EPD van 26 juni jl. en vooruitlopend op het Algemeen Overleg dat op 13 september a.s. plaatsvindt, informeer ik u met deze brief over de laatste stand van zaken van de implementatie van het elektronisch medicatiedossier (EMD) en het elektronisch waarneemdossier huisartsen (WDH).In de voorgaande brief heb ik u onder meer op de hoogte gesteld van de tweede fase van de
invoering van het EMD en WDH. Deze fase gaat vooraf aan de start van de verdere lande-lijke uitrol. In beperkte praktijkomgevingen met huisartsen, huisartsenposten, ziekenhuizen en apothekers worden het waarneemdossier huisartsen en het elektronisch medicatiedossier voor het eerst in gebruik genomen. Het doel van deze fase is de veiligheid en de betrouw-baarheid van de techniek en het gebruikersgemak vast te stellen. De pilotfase dient er dus ook voor om eventuele kinderziektes op te sporen en op te lossen. De praktijkervaringen zijn voorwaardelijk voor de verdere landelijke uitrol. In de eerdere voortgangsrapportages is dit het Go/tenzij-moment genoemd: de start van de verdere landelijke uitrol staat gepland voor de tweede helft van het jaar mits aan alle vereisten is voldaan in de pilots. Eerst dient onomstotelijk vastgesteld te worden dat het WDH en het EMD voldoen aan alle vereisten.
Voortgang pilots WDH en EMD
Zoals vermeld is het WDH in Twente ingevoerd bij een huisartsenpost en een aantal huis-artsen. In mijn brief van 26 juni heb ik u op de hoogte gesteld van een aantal punten die nadere aandacht behoefden. Voor deze zaken, zoals het gebruik van meer dan één UZI-pas door een zorgverlener en het gebruik van de mandateringstabel zijn oplossingen gevonden. Vervolgens is op de huisartsenpost een probleem opgetreden bij het gebruik van de UZI-pas: de verbinding valt op bepaalde momenten weg. Omdat dit de artsen en assistenten hinderde bij het werken met de nieuwe systematiek, gevoegd bij het feit dat de vakantieperiode een drukke periode is voor de huisartsenpost, is besloten om in juli en augustus geen verdere uitbreiding van de pilot te laten plaatsvinden. Op dit moment wordt een oplossing voor het ondervonden probleem in de praktijk uitgetest. Er heeft hierdoor echter nog geen verdere verbreding van de pilot kunnen plaatsvinden. Dat betekent dat ik het op dit moment nog niet verantwoord vind om op korte termijn een beslissing te nemen over het go-moment voor de verdere landelijke uitrol. Eerst moet meer ervaring opgedaan worden voordat een verant-woord besluit genomen kan worden. Dit verplaatsen van het go-moment laat onverlet dat de uitrol verder ter hand zal worden genomen binnen de gecontroleerde omgeving van de kop-loperregio’s. In een aantal andere WDH-koploperregio’s zijn de afgelopen periode vergaande voorbereidingen getroffen om met het WDH te gaan werken. In oktober zal in Nijmegen, en kort daarna in Utrecht, gestart worden met de berichtenuitwisseling tussen huisartsen en de huisartsenpost. Ik wil – naast de verdere uitbreiding in Twente – eerst meer ervaring opdoen in deze regio’s voordat overgegaan wordt tot de volgende fase, waarbij verdere landelijke uitrol ook buiten de koploperregio’s geschiedt. Zoals eerder gezegd gaat zorgvuldigheid voor snelheid. Gelet op deze situatie verwacht ik dat de verdere landelijke uitrol van het WDH begin volgend jaar kan gaan plaatsvinden, mits zich geen onvoorziene problemen voordoen.
Ten aanzien van de voortgang van de pilots met het EMD in Rotterdam en Amsterdam heb ik eerder gemeld dat de planning enigszins onder druk stond omdat het veel tijd kostte om de deelnemers op één lijn te krijgen. Inmiddels zijn de voorbereidingen in een vergaand stadium en is de verwachting dat de berichtenuitwisseling tussen een aantal apothekers en twee ziekenhuizen in oktober zal starten. Ook voor deze pilots geldt dat op basis van de kennis van vandaag meer tijd nodig zal zijn om een verantwoord besluit te kunnen nemen over de start van de verdere landelijke uitrol van het EMD. Dat startmoment voorzie ik nu eveneens begin 2008. Voorwaarde is wel dat voor de start van de landelijk uitrol de wet gebruik BSN in de zorg moet zijn aangenomen door de Eerste Kamer. De Eerste Kamer heeft het voorlopig verslag gepland voor 25 september a.s..
Invoering landelijke uitrol
In de brief van 26 juni heb ik aangegeven in afstemming met het veld bezig te zijn met een routekaart voor de landelijke invoering. Dit invoeringsplan is onlangs vastgesteld in de stuurgroep ICT & Innovatie. De noodzaak om de pilotfase langer te laten duren dan gepland brengt de doelstelling om het EPD in 2009 ingevoerd te hebben bij alle huisartsen, huis-artsenposten, ziekenhuizen en apothekers niet in gevaar. Ik hecht aan een goede en ver-antwoorde voorbereiding van de landelijke uitrol. Niet valt uit te sluiten dat zich de komende periode nog andere kinderziektes manifesteren. We moeten op dat punt realistisch zijn: aard en omvang van het traject waarmee we bezig zijn, namelijk het invoeren van een volledig nieuwe ICT-infrastructuur voor het zorgveld, brengen dat nu eenmaal met zich mee. Aan het belang van een snelle invoering van het EPD twijfelt niemand, maar daarbij dienen zorgvuldigheid en betrouwbaarheid voorop te blijven staan.
Ten slotte meld ik dat ik het conceptwetsvoorstel inzake het EPD onlangs heb aangeboden aan de Raad van State. Het wetsvoorstel verwacht ik derhalve nog dit jaar aan u te kunnen aanbieden.
De Minister van Volksgezondheid,
Welzijn en Sport,
dr. A. Klink