Antwoorden op kamervragen over vertaling van documenten van expats

Vragen van het lid Heijnen (PvdA) aan de staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties over vertaling van documenten van expats. (Ingezonden 16 juli 2007)

1
Hebt u kennis genomen van de beantwoording van de schriftelijke vragen door het college van B&W van de gemeente Den Haag inzake “vertaling documenten expats”? 1)

Antwoord 1
Ja.

2
Vindt u het ongewenst dat gemeenten blijkbaar een verschillend beleid voeren ten aanzien van reispapieren, identiteitsbewijzen, aktes en verklaringen waarbij de ene gemeente wel genoegen neemt met een vertaling uit een andere EU-lidstaat en de ander niet?

3
Bent u bereid maatregelen te nemen om dit gemeentelijk beleid te harmoniseren? Zo ja, hoe? Zo neen, waarom niet?

4
Bent u bereid de wet- en regelgeving zo aan te passen dat volstaan kan worden met een officieel erkende vertaling uit een van de EU-lidstaten? Zo ja, op welke termijn? Zo neen, waarom niet?

Antwoord 2, 3 en 4
Uit de beantwoording van de schriftelijke vragen door het college van B&W van de gemeente Den Haag blijkt dat het gaat om documenten, die moeten worden overgelegd ten behoeve van de inschrijving in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens (GBA). Daarbij dient melding gemaakt te worden van een aantal rechtsfeiten (zoals geboorte, huwelijk of echtscheiding). Indien deze rechtsfeiten zich in het buitenland hebben voorgedaan, moeten deze worden ontleend aan daarop betrekking hebbende akten van de burgerlijke stand of andere akten, rechterlijke uitspraken dan wel officiële verklaringen.

Het college van B&W van de gemeente Den Haag wijst terecht op het grote belang van een zorgvuldige bijhouding van de GBA. Gezien de betekenis daarvan als de basisadministratie van persoonsgegevens bij uitstek, dient voorkomen te worden dat de betrouwbaarheid daarvan ter discussie komt te staan als gevolg van onjuiste gegevens of zelfs mogelijke fraude. Er dient derhalve zorgvuldig te worden omgesprongen met het gebruik van (niet beëdigde) vertalingen van buitenlandse documenten. Het college maakt in dit verband melding van de in de Wet GBA opgenomen verplichting van een burger om, desgevraagd, een door een beëdigde vertaler vervaardigde Nederlandse vertaling over te leggen van de desbetreffende documenten (art. 65, derde lid, 69 en 71 Wet GBA).

In welke gevallen de burger om overlegging van een dergelijke Nederlandse vertaling zal worden gevraagd, wordt overgelaten aan de met de uitvoering van de Wet GBA belaste gemeenten. In de praktijk is er immers een grote variatie in de documenten die worden aangeboden, al dan niet vergezeld van een in het buitenland opgemaakte vertaling. Deze vertaling kan door een ter plaatse beëdigde vertaler zijn opgemaakt, maar dit hoeft niet. Op de ambtenaar burgerzaken rust te allen tijde de plicht om de betrouwbaarheid te onderzoeken van een aangeboden origineel document en van de daarop betrekking hebbende vertaling. Deze plicht geldt ook indien er een door een beëdigde vertaler vervaardigde Nederlandse vertaling is bijgevoegd.

Het zal dus telkens van de concrete situatie afhangen of genoegen kan worden genomen met de overgelegde documenten en de eventueel daarbij gevoegde Nederlandse of buitenlandse vertaling. Er kan dan ook niet op voorhand worden geconcludeerd dat sommige gemeenten op dit punt een ander of soepeler beleid zouden voeren dan andere gemeenten. In dit verband kan worden opgemerkt dat aan het onderwerp van de vertaling van buitenlandse documenten uitvoerig aandacht wordt geschonken in de door het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties uitgegeven Handleiding Uitvoeringsprocedures GBA, die door alle bevolkingsambtenaren wordt gebruikt. Over het accepteren van documenten die niet zijn voorzien van een Nederlandse vertaling wordt in de handleiding het volgende gemeld.

“Documenten die oorspronkelijk zijn gesteld in het Duits, Engels of Frans, kunnen over het algemeen zonder vertaling worden geaccepteerd. Als een gemeenteambtenaar in staat is een andere vreemde taal te begrijpen en te vertalen naar het Nederlands, kan het brondocument in die taal eveneens zonder vertaling door een beëdigde vertaler worden geaccepteerd. De vertaling van de betreffende ambtenaar zal wel schriftelijk moeten worden vastgelegd, zodat die vertaling ook later kan worden geraadpleegd.
Buitenlandse brondocumenten die bij de overlegging reeds zijn vertaald in een voor de medewerker Burgerzaken begrijpelijke taal, hoeven niet alsnog te worden vertaald in het Nederlands. Bij voorkeur is de vertaling gemaakt door een vertaler die door de autoriteiten van dat land bevoegd is verklaard. Dit blijkt uit het document. Voorwaarde hierbij is dat naast de vertaling ook het originele document dat is vertaald wordt overgelegd. Tevens moeten het brondocument en de vertaling één geheel vormen.
Het kan voorkomen dat de medewerker Burgerzaken twijfelt aan de juistheid van een vertaling door een beëdigde vertaler of dat de vertaling duidelijk fouten bevat. Voorbeelden hiervan zijn vertalingen waarin de tekst overduidelijk langer of korter is dan in het originele document en vertalingen waarin het aantal namen of de opgenomen registratienummers duidelijk afwijkt. In die gevallen accepteert de medewerker Burgerzaken de vertalingen niet.”

Gelet op het voorgaande zie ik, naast hetgeen over de vertaling van buitenlandse documenten in de bovengenoemde handleiding is opgemerkt, voorshands geen aanleiding om op dit punt over te gaan tot aanpassing van wet- en regelgeving of het gemeentelijk beleid ter zake verder te harmoniseren.

1) Gemeente Den Haag, RIS 145217