Kabinet: bewaarplicht telecommunicatiegegevens anderhalf jaar
De ministerraad heeft ingestemd met een wetsvoorstel van minister Hirsch Ballin van Justitie en staatssecretaris Heemskerk van Economische Zaken dat de bewaarplicht van telecommunicatiegegevens (dataretentie) regelt. In het voorstel wordt de bewaartermijn op achttien maanden gesteld. Met deze termijn wordt tegemoet gekomen aan de behoeften van politie en justitie.
Het kabinet voert hiermee een Europese richtlijn uit die aanbieders van openbare telecommunicatienetwerken en openbare telecommunicatiediensten verplicht tot het bewaren van bepaalde telecommunicatiegegevens ten behoeve van de opsporing en vervolging van ernstige misdrijven. Daarbij gaat het dus niet om de inhoud van de communicatie. De bewaarplicht heeft betrekking op telefonie- en internetgegevens (internettoegang, e-mail over internet en internettelefonie). Volgens de richtlijn is de bewaartermijn ten minste zes maanden en ten hoogste twee jaar vanaf de datum van de communicatie.
De gegevens worden bewaard door de aanbieders. De toegang tot deze gegevens wordt geregeld door de bestaande bevoegdheden voor de opsporingsambtenaar en de officier van justitie, tot het vorderen van telecommunicatiegegevens bij de aanbieders. Het toezicht op de uitvoering door de aanbieders is in handen van het agentschap Telecom. Het wetsvoorstel bevat waarborgen voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer. De Wet bescherming persoonsgegevens is van toepassing op de bewaarde gegevens.
Voorgesteld wordt de bestaande kostenregeling (art. 13.6 Telecommunicatiewet) toe te passen conform de huidige wet. Dit betekent dat de investerings- en exploitatiekosten ten laste komen van de aanbieders. De aanbieders hebben aanspraak op vergoeding van de administratie- en personeelskosten, die voortvloeien uit het opvragen van bewaarde gegevens door de bevoegde autoriteiten.
De ministerraad heeft ermee ingestemd dat het wetsvoorstel voor advies aan de Raad van State zal worden gezonden. De tekst van het wetsvoorstel en van het advies van de Raad van State worden openbaar bij indiening bij de Tweede Kamer.