Duidelijkheid over bestaand gebruik in Natuurbeschermingswet 1998
De ministerraad heeft op voorstel van minister Verburg van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV) ingestemd met indiening bij de Tweede Kamer van een wijziging van de Natuurbeschermingswet 1998. Hiermee komt er een einde aan de onzekerheid bij ondernemers en burgers in of om zogeheten Natura 2000-gebieden of zij vergunningplichtig zijn of niet.
Op grond van de huidige wet geldt een vergunningplicht voor activiteiten die in en om Natura 2000-gebieden de beschermde natuur kunnen verstoren. Deze vergunning wordt gebaseerd op een toetsing voordat een bedrijf of activiteit zich vestigt in of om een Natura 2000-gebied. Tot nu toe geldt dit ook voor activiteiten die reeds in of om Natura 2000-gebieden plaatsvinden zoals landbouw, recreatie, bedrijventerreinen en infrastructuur ('bestaand gebruik').
Door wijziging van de Natuurbeschermingswet 1998 is het bestaand gebruik, tot het moment dat beheerplannen voor Natura 2000-gebieden zijn opgesteld, niet vergunningplichtig. Tot het vaststellen van een beheerplan kan het bestaand gebruik dus doorgang vinden. Uitzondering vormt bestaand gebruik dat onomkeerbare schade aan de natuurwaarden zou veroorzaken. Voor dergelijk bestaand gebruik krijgt de minister van LNV een speciale bevoegdheid waardoor het gebruik kan worden aangepast of beëindigd als dit schadelijk is voor de natuur. De bewijslast om dit aan te tonen ligt in dat geval, in tegenstelling tot de vergunningplicht, bij de minister.
Er moet wel een integrale afweging worden gemaakt hoe de natuurdoelen het beste kunnen worden bereikt. Dit gebeurt de komende jaren bij het opstellen van beheerplannen voor de Natura 2000-gebieden.