Onderzoeksresultaten Nationale veiligheid
Met de brief van 10 mei 2007 (Kamerstukken II, 2006-2007, 30821, nr.3) heb ik u de strategie Nationale veiligheid aangeboden en het bijbehorende werkprogramma voor 2007-2008. Met deze brief stuur ik u de achtergrondstukken die mede aanleiding zijn geweest voor de strategie Nationale veiligheid en de inhoud daarvan.
1. Inleiding
Met de brief van 2 oktober 2006 (Kamerstukken II, 2006-2007, 20821, nr.1) heb ik u geïnformeerd over de interdepartementale inventarisatie die eind 2005-begin 2006 heeft plaatsgevonden naar het totale proactieve rijksoverheidsbeleid om maatschappelijke ontwrichting te voorkomen. Onlangs zijn, op grond van de Wet Openbaarheid bestuur (WOB), de rapportages van dit onderzoek extern opgevraagd[1]. Op grond van de uitgangspunten van de wet heb ik dit verzoek gehonoreerd[2].
Aangezien de rapportages slechts dienden als achtergrondinformatie en als input voor de vormgeving van de strategie inzake Nationale veiligheid en voor het overige geen officiële status hadden, zijn deze u toentertijd niet toegezonden.
Met het honoreren van het WOB verzoek zijn de betreffende documenten openbaar geworden. Daar zij aanleiding kunnen geven tot een publieke discussie, stuur ik ze hierbij op, mede met het oog op het geplande Algemeen Overleg van 6 september a.s. over de strategie Nationale veiligheid en het werkprogramma 2007-2008.
In deze brief ga ik kort in op de achtergrond van de rapportages en de huidige stand van zaken.
2. Achtergrond rapportages
De rapportages komen voort uit een onderzoek dat is verricht naar het beleid dat de rijksoverheid uitvoert om maatschappelijke ontwrichting te voorkomen (proactief beleid). Doel van het onderzoek was het identificeren van eventuele blinde vlekken en het achterhalen van knelpunten in het interdepartementale beleidsproces. Het onderzoek is uitgevoerd door middel van zelfevaluaties en collegiale toetsen. Op basis hiervan is in mei 2006 het hoofdlijnenrapport verschenen met daaronder liggend een rapportage per incidentcategorie:
- falende staten
- risicolanden
- verspreiding van CBRN wapens (profileratie)
- catastrofaal terrorisme
- radicalisering
- verwevenheid tussen boven-en onderwereld
- wereldwijde handel in drugs
- toenemende interetnische spanningen en afnemend burgerschap
- digitale verlamming
- aantasting van de sociale zekerheid
- extreme schaarste van energiedragers en grondstoffen
- toenemend overstromingsrisico
- toenemende kans op extreme droogte/hitte
- plaagorganismen
- pandemieën
Deze rapportages zijn de resultante van zelfevaluaties en collegiale toetsen van alle ministeries en de Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding. Het onderzoek is opgezet vanuit het doel om expliciet op zoek te gaan naar knelpunten omdat juist dàt ons in staat stelt om verbeteringen door te voeren. De onderzoeksresultaten tonen daarmee dus ook een grote mate van openheid en transparantie tussen departementen en binnen departementen. Het is van belang om bij het lezen van de rapportages in het achterhoofd te houden dat in de rapportages de balans opgemaakt is van eind 2005-begin 2006 (met de kennis van nu betreft het dus een gedateerd beeld). Bovendien zijn de in de rapporten opgenomen opvattingen niet de visies van ministeries, maar het resultaat van inventariserende brainstormsessies, waaraan ambtenaren van diverse ministeries hebben deelgenomen (vandaar ook de indicatie- intern werkdocument).
3. Huidige stand van zaken: de strategie nationale veiligheid
De nationale en internationale ontwikkelingen op het terrein van de Nationale veiligheid en de mogelijkheden die zijn onderkend om op een aantal punten de borging van de Nationale veiligheid te verbeteren, zijn aanleiding geweest om een rijksbrede strategie voor de Nationale veiligheid te ontwikkelen.
Daarin zijn de rijksbrede analysefunctie en nationale risicobeoordeling twee belangrijke instrumenten waarmee de rijksoverheid ervoor zorg draagt dat signalen met betrekking tot een potentiële aantasting van de Nationale veiligheid snel worden herkend en de dreiging geanalyseerd kan worden op haar kans en effect. Daarmee wordt bovendien zorg gedragen dat de samenhang in de incidentcategorieën, zoals die in het onderzoek in 2006 werd geconstateerd, ook in zijn analyse tot uiting komt. Zoals aangekondigd in het werkprogramma wordt er op dit moment met voorrang gewerkt aan rijksbrede analyses op het terrein van (de gevolgen van) klimaatverandering, energievoorzieningszekerheid en polarisatie & radicalisering.
Uit de analyse van het onderzoek uit 2006 blijkt dat het omgaan met dreigingen op de nationale veiligheid een complex samenspel is van veel partijen binnen de rijksoverheid. Ik vind het dan ook van belang dat in het Programma Nationale veiligheid de samenwerking tussen al die actoren centraal staat. Het sluit aan bij het doel van dit kabinet om verdere ontkokering te realiseren. Wij starten daarom niet met de vraag ‘Wie is hiervoor verantwoordelijk?’ maar met de vraag ‘Welk resultaat proberen we met dit programma in de Nederlandse samenleving te bereiken’ en ‘Hoe kunnen we dit met ieders inspanning bereiken?’
De niet vrijblijvende samenwerking tussen de ministeries zoals die nu binnen het programma is vormgegeven, was een eerste stap. Aan de verdere uitbouw van de samenwerking met andere overheden, het bedrijfsleven, kennisinstituten en internationale organisaties wordt inmiddels door de invulling van het werkprogramma ook snel vormgegeven.
Ik ben er van overtuigd dat de weg die de rijksoverheid is ingeslagen, waarin we nadrukkelijk de samenwerking zoeken met al die betrokkenen die een rol hebben - lokale overheden, private partijen, maatschappelijke organisaties en internationale partners - een juiste manier is om de gezamenlijke inspanningen om de nationale veiligheid te beschermen, te bundelen.
DE MINISTER VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES,
Mevrouw dr. G. ter Horst
[1] Het betreft het hoofdlijnenrapport, de deelrapportages van de 15 incidentcategorieën en de zelfevaluaties op het terrein van terrorismebestrijding van BZK, Justitie en Defensie.
[2] Het rapport ‘verspreiding van CBRN wapens-proliferatie’ is verstrekt met weglating van hoofdstuk 4, omdat de gegevens daarvan in onderlinge samenhang bezien bij verstrekking daarvan de veiligheid van de Staat zou kunnen schaden (artikel 10, eerste lid, onder b van de WOB) dan wel het belang van de openbaarmaking niet opweegt tegen het belang van het voorkomen van onevenredige bevoordeling of benadeling van bij de aangelegenheid betrokken natuurlijke personen of rechtspersonen dan wel van derden (art. 10, tweede lid aanhef en onder g).