Antwoorden op kamervragen over civiele beveiligers

Antwoorden op kamervragen van het lid Brinkman (PVV) over civiele beveiligers.

Vraag 1
Kent u het bericht 1) “Zware jongens succesvol op straat”?

Antwoord 1
Ja.

Vraag 2
Is het niet, ondanks het succes van deze aanpak, een brevet van onvermogen voor de politie, dat kennelijk civiele beveiligers wel gezag op straat uitstralen en de politie niet? Zo ja, hoe komt het dat de politie gezag bij deze hangjongeren ontbeert?

Antwoord 2
De aanpak van jeugdgroepen die overlast veroorzaken, kenmerkt zich enerzijds door preventief optreden via onder andere jongerenwerk en anderzijds door repressief optreden door justitie en politie. De praktijk leert dat daartussen sprake is van een grijs gebied, bijvoorbeeld gedrag dat als hinderlijk en overlastgevend wordt ervaren maar niet strafbaar is (het zonder doel rondhangen bij gebouwen of in portieken, joelen, naroepen, intimiderend overkomen, etc).

De Stichting Aanpak Overlast Amsterdam neemt haar plaats in tussen de jongerenwerker en de politie door het aanspreken van jongeren die overlast veroorzaken en het bezoeken van de ouders van deze jongeren. Zowel de politie als de Stichting stralen bij de uitvoering van hun werkzaamheden voldoende gezag uit jegens de overlast veroorzakende jongeren.

De indruk moet niet ontstaan dat de straatcoaches werk doen dat de politie zou moeten doen. De straatcoaches opereren in het grijze gebied waaraan ik boven refereer.

Vraag 3
Worden de desbetreffende werknemers van het particuliere beveiligingsbureau “To Serve And Protect” gescreend? Zo ja, bestaat er een bepaalde acceptatiegrens voor de politie in verband met de antecedenten die deze werknemers hebben? Zo ja, welke acceptatiegrens is dit?

Antwoord 3
Al het personeel van To Serve and Protect is gescreend conform de Wet particuliere beveiligingsorganisaties en recherchebureaus (Staatsblad 1997, 500). Conform deze wet mag een particuliere beveiligingsorganisatie geen personen te werk stellen dan nadat voor hen toestemming is verleend door de politie. Deze toestemming wordt onthouden als de betrokken persoon niet beschikt over de betrouwbaarheid die nodig is voor het te verrichten werk. In de Circulaire particuliere beveiligingsorganisaties en recherchebureaus (Staatscourant 1999, 60) is het screeningsbeleid beschreven als volgt.

De toestemming wordt onthouden indien:

a. de betrokkene binnen vier jaar voorafgaande aan het moment van toetsing bij onherroepelijk geworden rechterlijke uitspraak is veroordeeld wegens het plegen van een misdrijf waarbij een geldboete is opgelegd, of

b. de betrokkene binnen acht jaar voorafgaande aan het moment van toetsing bij onherroepelijk geworden rechterlijke uitspraak is veroordeeld wegens het plegen van een misdrijf waarbij een vrijheidsstraf is opgelegd, of

c. op grond van andere omtrent betrokkene bekende en relevante feiten kan worden aangenomen dat deze niet voldoende betrouwbaar of geschikt is voor een beveiligingsorganisatie werkzaamheden te verrichten of deze niet voldoende betrouwbaar of geschikt is de belangen van de veiligheidszorg of de goede naam van de bedrijfstak niet te schaden.

Vraag 4
Bent u ook doordrongen van het feit dat het kabinet nu eindelijk eens iets moet doen aan de administratieve lastendruk voor de politie, gezien de uitlating van de Amsterdamse wijkteamchef Gerard Kuijn, die gezegd heeft: “Wij hebben door onze bureautaken niet de capaciteit om permanent op straat te zijn”? Zo ja, wat gaat u daaraan doen? Zo neen, waarom niet?

Antwoord 4
Het kabinet is zich bewust van het belang de administratieve lasten voor uitvoerende diensten als de politie te verminderen. Op 24 januari 2006 is al een motie van de heer Koopmans met die strekking aanvaard die ook door dit kabinet wordt uitgevoerd. Als eerste activiteit is in 2006 een quick scan uitgevoerd onder professionals op de werkvloer (waaronder politieagenten). De stand van zaken met betrekking tot het terugdringen van deze lasten is onder andere aan uw Kamer gemeld per brief van 28 november 2006, waarnaar ik kortheidshalve verwijs.

Tot op heden is in deze quick scan en in eerder onderzoek in 2003 en 2005 met name de aandacht uitgegaan naar de mate waarin een bepaalde administratieve taak als belastend wordt ervaren. In 2007 wordt bij de politie een vervolgonderzoek gedaan waarbij voor het eerst (in de praktijk) gemeten wordt om welke belasting in tijd het werkelijk gaat. Dit hoeft niet gelijk te zijn aan de beleving dat administratie belastend is. Verder komt in het vervolgonderzoek aan de orde hoever eerder gedane aanbevelingen zijn omgezet in verbeteringen en welke mogelijkheden nog verder benut kunnen worden. Het onderzoek is medio 2008 gereed.

Ik wil u tenslotte wijzen op het feit dat een deel van de administratieve handelingen die de politie als belastend ervaart niet door wet- en regelgeving vanuit de overheid wordt veroorzaakt maar door keuzes van de politie zelf. Zo kan een lastenvermindering bijvoorbeeld ontstaan door het invoeren van landelijke standaarden en het automatiseren van de administratieve handelingen. De politie heeft hiervoor nuttige ICT-middelen ontwikkeld. Het komt nu aan op de implementatie van deze middelen. Ik acht deze implementatie zodanig belangrijk dat ik de implementatie van de belangrijkste ICT-systemen heb opgenomen in de criteria waaraan korpsen in 2008 moeten voldoen om aan te tonen dat het huidige politiebestel voldoende ruimte biedt voor verbetering van de bedrijfsvoering en het organiserend vermogen van de politie. Uw Kamer is hierover geïnformeerd per brief van 13 juli 2007.

1) Algemeen Dagblad, 13 juni 2007