Antwoord van de minister-president n.a.v. vragen Tweede Kamerleden Pechtold en Kaya (beiden D66) inzake verhogen AOW-leeftijd
Toelichting bij de voorgenomen beleidsmaatregelen ten aanzien van de AOW
Hierbij ontvangt u de antwoorden op de vragen van de Kamerleden Pechtold en Koser Kaya (beiden D66) over het voorstel van CDA-leider Balkenende om de AOW-leeftijd te verhogen (ingezonden op 23 april 2007; nr. 2060713220).
Vraag 1
Is het waar dat CDA-onderhandelaar Balkenende tijdens de onderhandelingen over het regeerakkoord van het huidige kabinet heeft 'getamboereerd' op de noodzaak de AOW-leeftijd te verhogen?
Antwoord
Op 8 februari 2007 heeft uw Kamer gedebatteerd met de verschillende onderhandelaars en de informateur, de heer Wijffels, over het verloop van de formatie. Het kabinet heeft zich bij zijn aantreden gebonden aan de afspraken in het coalitieakkoord van de Tweede Kamerfracties van het CDA, de PvdA en de ChristenUnie. De besprekingen ten behoeve van de kabinetsformatie hebben voor het overige een vertrouwelijk karakter en vinden plaats tussen delegaties van fracties uit uw kamer.
Vragen 2, 3, 4, 5
Bent u op de hoogte van tabel 2.1 in het twaalfde rapport van de Studiegroep Begrotingsruimte, d.d. 22-6-2006, waaruit blijkt dat verhoging van de AOW-leeftijd tot 67 jaar een positief effect heeft op de economische groei, terwijl de afschaffing van het ouderentarief in de inkomstenbelasting (fiscalisering van de AOW, ook wel bekend als de Bos-belasting) een negatief effect heeft?
Bent u op de hoogte van de doorrekening van de verkiezingsprogramma's door het Centraal Planbureau, waaruit is gebleken dat geleidelijke verhoging van de AOW-leeftijd gunstig uitpakt voor de houdbaarheid van de overheidsfinanciën, terwijl de Bos-belasting nauwelijks zoden aan de dijk bleek te zetten?
Deelt u de mening, mede gezien de CPB-analyse van het coalitieakkoord , waarin scherpe kritiek wordt geuit op de uitvoerbaarheid van de voorgenomen invoering van een ouderenheffing met korting voor werkende 63-plussers, dat geleidelijke verhoging van de AOW-leeftijd, zoals ook is aanbevolen door het Internationaal Monetair Fonds (IMF), zowel budgettair als economisch effectiever is dan de door het kabinet voorgenomen vorm van Bos-belasting?
Op grond van welke argumenten kiest het kabinet voor de 'Bos-belasting', in plaats van voor geleidelijke verhoging van de AOW-leeftijd?
Antwoord
Het kabinet is op de hoogte van de onder vragen 2 en 3 genoemde publicaties en de inhoud daarvan. Zoals ook in het door u genoemde rapport Studiegroep Begrotingsruimte staat, zijn er drie globale oplossingsrichtingen om de houdbaarheid van de overheidsfinanciën te verbeteren: verhogen van arbeidsparticipatie, het aanpassen van de vergrijzinggerelateerde instituties en sparen voor later.
Het kabinet neemt de uitdagingen van het houdbaar maken van de collectieve voorzieningen zeer serieus en wil met nieuw beleid, zoals aangegeven in het coalitieakkoord, een derde van het zogenaamde houdbaarheidstekort opvangen. Het idee hierbij is dat in drie periodes, dat wil zeggen voor 2020, houdbare overheidsfinanciën worden bereikt.
Uitgangspunt is een structureel overschot in 2011 van +1,0% (= feitelijk overschot van +1,1%), waarbij gestreefd wordt ieder jaar het EMU-saldo te verbeteren ten opzichte van voorafgaand jaar.
Daarnaast wordt een viertal maatregelen genomen die de houdbaarheid verbeteren met 0,7% BBP. Het gaat hier om het effectiever vormgeven van de arbeidskorting, het aanpassen van de overdraagbaarheid van de algemene heffingskorting, het bevorderen van de arbeidsparticipatie van 63 jaar en ouder en het vergroten van de houdbaarheid van de aow en het zorgen voor een verantwoorde ontwikkeling van de uitgaven in de zorg en (mede door) vernieuwing zorgconcepten.
Ten slotte wil het kabinet de arbeidsparticipatie bevorderen, met name die van groepen die nu langs de kant staan, zoals langdurig werklozen, gedeeltelijk arbeidsgeschikten, herintredende vrouwen, jongeren zonder startkwalificaties en ouderen met onvoldoende perspectief op een baan.