Innovatielezing Universiteit Twente
Speech Maria J.A. van der Hoeven, minister van Economische Zaken, 20 juni 2007, Universiteit twente
Dames en heren,
In september 2002 – ik had net mijn eerste maand als minister achter de rug - was ik in Twente voor de opening van het academisch jaar en hield ik mijn eerste grote speech als minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. Nu, in juni 2007 en met ruim drie maanden ervaring als minister van Economische Zaken, ben ik weer in Twente. Deze keer voor mijn eerste innovatielezing. Ik ben benieuwd óf, wanneer én in welke hoedanigheid ik u voor een derde keer mag toespreken.
Vanmiddag wil ik graag beginnen met een compliment. Een compliment aan de Universiteit Twente. De UT zet in op onderwijs, onderzoek en op valorisatie. Met dat laatste loopt de UT voorop. En ik zou zeggen: houd die koppositie vast!
De UT buigt zich over de vraag: hoe kom je van kennis via de brug innovatie naar nieuwe bedrijvigheid? Of in de woorden van Gerard Kleisterlee: Hoe kom je van kennis via kunde naar kassa? En voeg ik daar aan toe: wat is op die route de rol van de universiteiten?
Ik doe vandaag een ‘dagje Twente’ en heb een aantal voorbeelden gezien die prima passen bij de vragen die ik net stelde. Tijdens mijn bezoek aan de Twentse Kabel Holding in Haaksbergen - ik heb begrepen dat bedrijf hier bekend staat als ‘De Kabel’ - , werd mij getoond op welke wijze dit familiebedrijf werkt aan innovatieve ontwikkelingen als het gaat om systemen en netwerken voor informatievoorziening, telecommunicatie en elektrotechnieken. Dat levert een prima omzet op.
Na een gesprek met het Innovatieplatform Twente heb ik een aantal spin-off bedrijven bezocht op het kennispark. Dat is, voor zover ik dat na een uurtje kan vaststellen, een echte succesformule. Bij al die bedrijfjes zie je een aantal dezelfde kenmerken: excellent onderzoek, hoog en goed opgeleide medewerkers, gedrevenheid, nieuwe bedrijvigheid en het omzetten van kennis in producten. En enthousiasme, dat vooral!
Dat past prima bij de Twentse innovatieroute, die ik op 5 maart in ontvangst heb mogen nemen. In die route gaat het om verschillende projecten die vallen onder een van de vier clusters: bouw, zorg en technologie, veiligheid, voeding en materialen en high tech systemen. Uitvoering van deze projecten zal nieuwe producten opleveren, werkgelegenheid creëren en nieuwe bedrijvigheid aantrekken. Kortom: vanuit de 4 O’s (overheid, ondernemingen, onderzoeksbureaus en onderwijsinstellingen) de economische en kennispositie van de regio versterken. Zoals Gerard Kleisterlee vorig jaar op deze plek al zei: Innovatie heeft zijn basis in de regio.
In de afgelopen honderd dagen heb ik gezien dat bedrijven tijd nodig hebben om van ontdekking – via innovatie - tot de markt te komen. Ik heb een beeld gekregen van de mogelijkheden om valorisatie te realiseren vanuit de strategische samenwerking tussen bedrijven en kennisinstellingen. Bijvoorbeeld door mijn bezoek aan Point One, het innovatieprogramma voor nano-elektronica en embedded systems, waar ook de UT bij betrokken is. Ik heb geconstateerd dat onderzoeksgebieden als nanotechnologie en embedded systems de technologische mogelijkheden aandragen voor het oplossen van maatschappelijke vraagstukken (b.v. energie, zorg). Het land in om te horen wat er speelt, wat er concreet aan de hand is, van gedachten wisselen, draagvlak creëren - het is fantastisch. En ik zal dat ook blijven doen!
Dames, heren. U weet, als je ergens wilt komen, dan moet je weten waar je heen wilt. - Alice in Wonderland vraagt op een kruispunt aan Cheshire Cat: "Wil jij mij alsjeblieft vertellen welke kant ik op moet vanaf hier?" De kat antwoordt: "Dat ligt er vooral aan waar jij naartoe wilt".-
Dan moet je een visie hebben. Dit kabinet weet waar het heen wil. “Bij het Nederland van de toekomst – ik heb het over 2012 en daarna - zie ik een open, gastvrije samenleving waarin iedereen volop meedoet. Een Nederland dat voorop loopt in Europa en de wereld. Nederland moet dé plek bij uitstek zijn om te werken, te ondernemen en te leven. Zo’n Nederland komt niet uit de lucht vallen. Gezamenlijk moeten we behouden wat goed is en daar waar nodig durven te verbeteren. De wereld om ons heen staat namelijk niet stil.”
Om daar te komen moet je keuzes maken, een eigen missie opstellen.
Mijn missie is: “Samen moeten we onderwijs, kennis en innovatie een grote stap verder brengen. De samenwerking tussen universiteiten, hogescholen, kenniscentra en het bedrijfsleven moet verbeterd worden. De top moet hoger; de basis moet breder. Een substantieel hoger niveau van investeringen door het bedrijfsleven in kennis en onderzoek is onontkoombaar.”
We moeten dus kiezen. Welke richting? Welke instrumenten?
Ik wil u in deze Innovatielezing graag meenemen naar de visie van het kabinet op innovatie en ondernemerschap. Een visie die is vertaald in het beleidsprogramma van Pijler 2 - een innovatieve, concurrerende en ondernemende economie. Maar eerst onze huidige positie.
Startpositie Nederland
Op het Competitiveness Scoreboard - een jaarlijkse publicatie van IMD, een gerenommeerd opleidingsinstituut voor management - worden landen gerangschikt op basis van ruim driehonderd criteria, die samen een index voor concurrentievermogen opleveren. Eind jaren ’90 deden we het uitstekend; met een plaats in de top vijf kon het eigenlijk niet beter. We herstelden van The Dutch Disease uit de jaren 70 en 80 en schiepen The Dutch Miracle. Daarna een duikeling, naar plaats vijftien, en vervolgens weer het herstel. Zo’n index is wel handig, maar er gaat ook veel achter schuil. Op welke indicatoren doe je het goed en op welke minder?
Economische prestaties, bedrijfsefficiency, infrastructuur – het gaat allemaal de goede kant op. Er is maar een categorie waarop we geen vooruitgang hebben geboekt, die van de Overheidsefficiency. Daar moeten we wat aan doen en dat doen we ook. U kent de plannen van het kabinet op dat punt: 25% reductie van de administratieve lasten en kosten van regelgeving. En daarbij moeten we niet uitgaan van wat wij als overheid als lasten zien, maar we moeten dit doen vanuit het perspectief van de ondernemer. Werkbaar en merkbaar!
We hebben nog een ander, specifieker Scoreboard: het European Innovation Scoreboard van de Europese Commissie. Dat geeft de mate van innovatie en de ontwikkeling daarvan over de afgelopen jaren weer. Referentiepunt is het EU-gemiddelde. Ook op deze index staat NL bij de landen die bovengemiddeld presteren. We staan in Europa op plaats zeven, maar lopen wel flink achter bij de Innovation Leaders: Zweden, Finland, Denemarken, Duitsland, het VK en Luxemburg.
Conclusie: we zijn aan de beterende hand, maar helemaal gezond zijn we nog niet. Bovendien moeten we blijven bewegen om in conditie te blijven. Onze concurrentiepositie staat of valt met aandacht voor en investeringen in innovatie - vooral private, maar ook publieke - en verbetering van institutionele randvoorwaarden. Dat was ook de conclusie van de Kennisinvesteringsagenda van het eerste Innovatieplatform, die een inspiratiebron is geweest voor het Beleidsprogramma.
Het versterken van het innovatief vermogen van de Nederlandse economie
Onze positie is niet vanzelfsprekend. De concurrentie neemt toe en nieuwe technologieën volgen elkaar in hoog tempo op. De wereld wordt kleiner en barrières voor kapitaal, goederen en diensten verdwijnen. Denkt u aan de razendsnelle opkomst van China en India, aan het toenemende belang van de Europese markt. Als we mee willen in die internationale concurrentieslag en marktkansen optimaal willen benutten, dan zullen we moeten uitblinken, dan moeten we ons onderscheiden, uitgaan van onze kracht en werken aan onze zwaktes. Denkt u aan de kennisparadox, veel hoogwaardige kennis die onvoldoende in het bedrijfsleven kan worden toegepast. Denkt u aan een onvoldoende innovatief MKB, aan het geringe aantal technostarters, aan het gebrek aan ondernemingszin. Hoe vaak hoor ik niet dat mensen liever werknemer dan ondernemer zijn?
Dames en heren. We staan voor een zeer grote uitdaging: het versterken van het innovatief vermogen van de Nederlandse economie om - de concurrentie aan te kunnen,
- werkgelegenheid te behouden en
- welvaart te realiseren.
Innovatie is nodig om de arbeidsproductiviteit –per mens meer uur, meer mensen aan het werk - te vergroten, zeker in een krapper wordende arbeidsmarkt. Schaarste op de arbeidsmarkt zal immers de lonen opdrijven en daarmee de economie schaden. Daarom zal op de participatietop van volgende week worden gesproken over hoe we meer mensen aan het werk kunnen krijgen. Ik zelf ben van plan om in het verlengde hiervan een bijeenkomst met VNO/NCW en MKB Nederland te organiseren waarin de thema’s concurrentiekracht en innovatie centraal staan.
Maatschappelijke vraagstukken
Goed waterbeheer, duurzame energie, veiligheid op straat, een schone leefomgeving, een goede gezondheidszorg, hoogwaardig onderwijs en niet elke dag in de file. Innovatie kan en moet een belangrijke rol spelen bij de oplossing van maatschappelijke vraagstukken. Denk bijvoorbeeld aan het onderzoek dat geleid heeft tot de ontwikkeling van inplanteerbare kunstnieren. We moeten onze kennis beter benutten, meer gebruik maken van de creativiteit en vindingrijkheid van Nederlandse ondernemers. En dat die daar geld mee verdienen, vind ik prima!
De economische, maatschappelijke en de kennisagenda kunnen elkaar versterken. Onderwijs, onderzoek, ondernemerschap en innovatie helpen mee aan het bereiken van maatschappelijke doelen, zònder dat dat ten koste hoeft te gaan van de doelen en ambities van partijen in deze sectoren. Daarom is één van de taken waar we nu voor staan het opstellen van een maatschappelijke innovatieagenda. Met speciale aandacht voor energie, water, zorg, onderwijs, veiligheid en agro-innovatie.
Er is oplopend tot en met 2012 euro 280 miljoen beschikbaar voor maatschappelijke innovatieprogramma’s. Ook sleutelgebieden als Food , Water, High Tech Materialen en Systemen en Chemie kunnen hieraan een bijdrage leveren. De sleutelgebieden hebben overigens ook een eigen budget van ca. euro 100 miljoen op de EZ-begroting.
Dit kabinet zet dus stevig in op maatschappelijke innovatie. Dat is nieuw.
Maar betekent dat dat we geen aandacht meer hebben voor de innovatie door bedrijven? Voor innovatie ter versterking van de concurrentiekracht? Natuurlijk wel: ook bij de vormgeving van de maatschappelijke innovatie moet je nooit het doel uit het oog verliezen. Een betere concurrentiepositie en meer welvaart!
Door de nadruk in het regeerakkoord en het beleidsprogramma op maatschappelijke innovatie zijn er overigens wel wat misverstanden gerezen. EZ zou de steven geheel hebben gewend en alleen nog maar koersen op maatschappelijke innovatie. Dames en heren, ik kan u geruststellen, dat is niet het geval. Het sleutelgebiedenbeleid, geïnspireerd door het Innovatieplatform, wordt krachtig voortgezet. Concurrentiekracht versterkende, bedrijfsgerichte innovatieprogramma’s kunnen voortkomen uit zowel de maatschappelijke innovatieagenda als de sleutelgebiedenaanpak.
Het recent goedgekeurde Innovatieprogramma voor de automotive sector is de jongste loot aan deze stam. Of eigenlijk, de een na jongste, want ik kan hier een nieuw programma aankondigen: een Innovatieprogramma in de maritieme sector. Met een omvang van bijna 40 miljoen en met speerpunten in de vloeibaar aardgas-keten, de winning van olie en gas in extreem diep water en complexe schepen voor speciale toepassingen die de sector een stap verder kunnen brengen. Met procesinnovatie, menselijk kapitaal en stroomlijning van wet- en regelgeving. Zo kan deze sector haar positie op de wereldmarkt verstevigen. De ambitie is zelfs een omzetgroei van 50%.
Innovatieoffensief MKB
Dames en heren,
Het innovatievermogen van de Nederlandse economie wordt voor een belangrijk deel bepaald door het MKB. MKB’ers zijn onmisbaar voor de vertaling van goede ideeën in nieuwe producten en diensten. Een MKB dat innoveert, schudt de gevestigde orde wakker. Vooral bij het MKB liggen mogelijkheden om innovatie te stimuleren. Maar innoveren en het vinden van nieuwe (internationale) markten is voor een klein bedrijf lastiger dan voor een groot bedrijf. Daarom lanceren wij een MKB-innovatieoffensief:
- We gaan door met de innovatievouchers voor het MKB. De ervaringen van de MKB’ers zijn positief. De vouchers worden dan ook veel aangevraagd. Door de vouchers breder inzetbaar te maken kan het MKB beter ondersteund worden. Zo wordt de voucher bijvoorbeeld inzetbaar voor een Europees patent en voor kennisvragen rondom de toepassing van ICT. We houden daarbij de vinger aan de pols: worden ze benut en leiden ze tot innovatie;
- Samenwerking van en kennisoverdracht tussen MKB-bedrijven worden met Innovatieprestatiecontracten verder bevorderd. In een Innovatieprestatiecontract werken bedrijven, onder begeleiding van bijvoorbeeld een branche-organisatie, aan de uitvoering van een meerjarig innovatieplan. Op deze wijze komen bedrijven met elkaar in contact en leren ze van elkaar. In het najaar van 2005 zijn twee pilots van IPC’s van start gegaan met de brancheverenigingen Focwa (carrosseriebouw) en de NRK (rubber en kunststof). Op 19 juli 2007 is een IPC toegekend aan de vereniging van Nederlandse maritieme toeleveranciers, Holland Marine Equipment (HME). In juli sluiten we ook een IPC af met de bouw;
- In de WBSO, een fiscaal instrument om R&D te stimuleren, worden
wijzigingen aangebracht die vooral gunstig uitpakken voor startende en doorgroeiende bedrijven die R&D verrichten: een extra aftrekpost voor bedrijven die voor het eerst aan R&D doen, een verruiming van de grens tot waar bedrijven kunnen profiteren van de hoogste aftrekpost van 42%; meer mogelijkheden voor procesinnovatie en ICT- R&D. Uit de recente evaluatie van de WBSO blijkt dat de regeling een uiterst effectief instrument is voor het stimuleren van R&D, met name bij kleinere bedrijven;
- meer betrokkenheid van, met name het trendsettende, MKB bij projecten in de sleutelgebieden. Denk hierbij bijvoorbeeld aan Point One in Eindhoven dat zich bezighoudt met nanotechnologie en embedded systemen. Daar zijn nu zeven MKB-bedrijven uit Twente bij betrokken.
- De toegang van het MKB tot kapitaal moet verbeteren. Niet alleen bij de start, maar ook als een bedrijf wil doorgroeit naar een volgende fase.
Ook als opdrachtgever zal de overheid innovatief ondernemerschap bevorderen. Bedrijven die met innovatieve oplossingen komen, krijgen een streepje voor bij overheidsopdrachten (launching customer). De overheid zal innovaties ook bevorderen door R&D-opdrachten te geven aan het MKB.
Het Innovatieplatform
Het eerste Innovatieplatform was een succes. Het heeft innovatie in Nederland hoog op de beleidsagenda gezet - van overheid, bedrijven en kennisinstellingen. Het heeft belangrijke doorbraken bewerkstelligd, zoals in het dossier Kennismigranten. Het heeft geïnspireerd tot de sleutelgebiedenaanpak en tot een grotere samenhang van wetenschaps- en innovatiebeleid. Het heeft een Kennisinvesteringsagenda neergelegd, die een duidelijk stempel heeft gedrukt op het huidige regeerakkoord.
Het kabinet heeft het Innovatieplatform daarom opnieuw ingesteld. Het heeft in het regeerakkoord een belangrijke rol gekregen bij het maken van een lange termijnstrategie voor innovatie en ondernemerschap. Het is nu terug in een overwegend nieuwe samenstelling en gestart met een nieuw werkprogramma. Het pakt vanaf 2007 de volgende projecten aan om doorbraken te helpen realiseren die de concurrentiekracht van Nederland verbeteren:
- Kennisbasis en kennisparadox: versterking van kennisbasis èn verbetering van kennisbenutting;
- Ondernemerschap: hoe ruimen we institutionele en culturele belemmeringen voor ondernemerschap uit de weg?
- Innovatieagenda: follow up van de Kennisinvesteringsagenda en identificatie van ‘roadblocks’;
- Concurrentiekracht: keuzes maken is mogelijk en loont; waarmee kunnen we de merknaam NL in de wereld effectief versterken?
- Innovatie in maatschappelijke sectoren, hiervoor al uitgebreid ter sprake geweest;
- Sociale innovatie en optimale talentbenutting, zeg maar dynamisch managen, flexibel organiseren en slimmer werken en talentontplooiïng, o.a. via het Nederlands Centrum voor Sociale Innovatie.
In deze agenda zie ik zowel continuïteit als vernieuwing. De continuïteit zit in de Kennisinvesteringsagenda als gedeelde basis, in de belangrijke rol van ijsbreker, katalysator en cultuurveranderaar, de lange termijnfocus. Vernieuwing zie ik in de bredere rol van het IP bij onderwijs, ondernemerschap en maatschappelijke innovatie.
Vernieuwing zie ik ook in de organisatievorm: naast de kern van IP-leden uit bedrijfsleven, kennisinstellingen en kabinet zal er een buitenring worden gevormd van deelnemers aan IP-thema’s: een MKB-groep. Dit voor een sterkere verankering in de relevante taakvelden. Voor vergroting van het IP-netwerk. En voor het genereren van maximale creativiteit. Het Innovatieplatform is een open organisatie. En Den Haag geen gesloten inrichting.
Dames en heren,
Ik sluit af.
Dezer dagen besluiten 14 Twentse gemeenten over een uitzonderlijk stevige gezamenlijke investering van euro 50 miljoen voor de uitvoering van de projecten in de Twentse innovatieroute. Daar staan provincie en bedrijven met een groot financieel commitment achter. Dit geeft de uitstekende samenwerking in de regio weer. Ik begrijp dat u ook naar Den Haag kijkt. Wij zetten de middelen nu programmatisch in en daar vinden wij elkaar.
De Twentse innovatieplannen passen mijns inziens bij de programmatische aanpak van het innovatiebeleid en het Pieken in de Delta-programma. De Universiteit Twente bijvoorbeeld excelleert immers niet alleen in ondernemendheid, maar ook in toepasbare topwetenschap: nanotechnologie, membraantechnologie, weefseltechnologie, technische geneeskunde, om maar een paar voor de hand liggende voorbeelden te noemen.
Concreet: het programma Nano4Vitality. Een programma van bedrijven en van de Universiteiten Twente, Wageningen en Nijmegen voor ontwikkeling en toepassing van nanotechnologie in de sectoren Voeding en gezondheid. Twente werkt hierin samen met andere partners in Oost-Nederland. Dit betekent dat u ook groot genoeg bent om over de grenzen van de regio heen te kijken! De provincies Gelderland en Overijssel dragen samen euro 3 mln bij. Ook ik ben bereid tot een bijdrage van euro 3 mln.
Ook het programma Pieken in de Delta Oost-Nederland is voor mij een middel om projecten uit de Twentse innovatieroute te ondersteunen. Er is dit jaar een kleine euro 10 mln beschikbaar, dames en heren. De tender loopt tot eind oktober, het is maar dat u het weet.
En de komende jaren ga ik hiermee door . Verder is voor Oost-Nederland ook in het kader van Europese programma’s veel geld beschikbaar. Los van regionale cofinanciering geven Brussel en Rijk de komende jaren richting de 300 mln euro. Ik zou zeggen: Twente pak die kansen!
Ik begrijp dat er wat commotie is ontstaan over de paragraaf sterke regio’s in het Beleidsprogramma. Wageningen/Nijmegen worden wel genoemd en Twente niet. Ik wil die ruis wegnemen. Ik heb nadrukkelijk – vanuit de voedseltechnologie invalshoek gezien- ook de samenwerking met Twente voor ogen. Gezamenlijk werkt U immers in Triangle verband aan het oplossen van de maatschappelijke vraagstukken rond voeding en gezondheid.
Food: Wageningen, in samenwerking met Health: Nijmegen, en de Techniek uit Twente. Zo zal ik bij de projectbeoordeling ernaar kijken. Ik stel voor om nu samen aan de slag te gaan en snel spijkers met koppen te slaan. De Triangle moet ver over de provinciegrenzen te horen zijn en binnen vier jaar ook buiten de landsgrenzen.
Dames en heren,
Wetenschap, Ondernemen en Innovatie kunnen en zullen in nieuwe combinaties op een hoger plan worden gebracht. Dat moeten we samen doen. Ieder vanuit zijn eigen rol en verantwoordelijkheid. Van kennis via innovatie naar nieuwe bedrijvigheid, een sterke concurrentiepositie en een welvaartsvaste toekomst.
Ik dank u.