Antwoorden op de vragen van het Kamerlid Schippers (VVD) over de uitspraak in hoger beroep van het Gerechtshof in Amsterdam inzake de term ‘kwakzalver’ in relatie tot mevrouw S
De Voorzitter van de Tweede Kamer
der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA DEN HAAG
MEVA-CB-U-2781954
25 juli 2007
Antwoorden van minister Klink op kamervragen van het Kamerlid Schippers over de uitspraak in hoger beroep van het Gerechtshof in Amsterdam inzake de term ‘kwakzalver’ in relatie tot mevrouw S (2060719230).
Vraag 1
Bent u op de hoogte van de uitspraak in hoger beroep van het Gerechtshof in Amsterdam d.d. 31 mei jl. in de zaak mevrouw S. versus de Vereniging tegen de Kwakzalverij (VtdK), die bepaalt dat de VtdK de term ‘kwakzalver’ met betrekking tot mevrouw S. niet meer mag gebruiken? 1)
Antwoord 1
Ja, ik ben op de hoogte van de uitspraak.
Vraag 2
Acht u de claim van mevrouw S., dat zij, als orthomanueel therapeut depressies en schizofrenie kan genezen, hoewel dit niet wetenschappelijk is bewezen, verantwoord?
Antwoord 2
Het Gerechtshof heeft bezien of de behandelmethoden van mevrouw S. en derhalve van orthomanuele geneeskunde (OMG) vallen onder de kwalificatie kwakzalverij in de betekenis van Van Dale. Op grond van het proefschrift van Albers en Keizer (Eburon, 1990) wordt door het Gerechtshof geconcludeerd dat OMG niet ‘nutteloos’ is als bedoeld in de definitie van Van Dale, laat staan dat mevrouw S. als beoefenaar van OMG bestempeld zou mogen worden als boerenbedrieger, oplichter of knoeier. Anderzijds lijkt op grond van de op dit moment beschikbare informatie, voor zover mij bekend, de claim van Mevrouw S. dat depressie en schizofrenie met OMG is te genezen niet wetenschappelijk onderbouwd c.q. verantwoord.
Uit het bovengenoemde proefschrift blijkt dat bij ruim twee-derde van de tweeduizend ondervraagde patiënten er een verbetering in algemeen welbevinden plaats heeft gevonden; dit heeft met name betrekking op rug-, nek, en hoofdpijn, maar ook op klachten van andere aard zoals duizeligheid, hartkloppingen, maag- en buikklachten. Ook patiënten met een aangetoonde hernia in de onderrug reageerden positief. Hieruit volgt geen directe relatie tussen behandeling volgens OMG en schizofrenie dan wel depressie. Ook uit literatuuronderzoek van latere datum (Van Hogezand, 2005) naar de effectiviteit van OMG blijkt deze directe relatie niet. Er wordt gesteld dat veel reviews van onderzoeken rond dit onderwerp grote methodologische missers bevatten en dat er verschillen zijn in rapportage van onderzoeksgegevens. De Vereniging Artsen voor Orthomanuele Geneeskunde (VAOMG) heeft aangekondigd sinds 2002 de mogelijkheid van een Randomized Clinical Trial te onderzoeken; mij is op dit moment echter niets bekend van een eventuele publicatie van data.
Vraag 3
Acht u het in het belang van patiënten/consumenten dat artsen/zorgaanbieders, die onbewezen behandelmethodes als werkzaam propageren, daar niet op aangesproken mogen worden?
Antwoord 3
Neen. Ik vind dat artsen/zorgaanbieders hierop moeten kunnen worden aangesproken. Wel is hierbij aan de orde op welke wijze dat gebeurt.
Vraag 4
Deelt u de mening dat depressie en schizofrenie ernstige aandoeningen zijn die, mits goed behandeld, goed controleerbaar zijn, doch bij onvoldoende of verkeerde behandeling of medicatie kunnen leiden tot grote risico’s voor de betrokkenen? Deelt u in navolging hiervan de mening dat claims op genezing van voornoemde aandoeningen degelijk wetenschappelijk onderbouwd moeten zijn? Hoe schat de minister de risico’s in? Zo neen, waarom niet?
Antwoord 4
Ik onderschrijf de mening dat bij zowel depressie als schizofrenie sprake is van een ernstige psychiatrische aandoening, die vraagt om verantwoorde zorg. Uit de richtlijn van het CBO blijkt dat 10% van de patiënten met schizofrenie gedurende de rest van hun leven psychotisch blijft, ondanks adequate behandeling. Bij nog eens 10% resteren hardnekkige negatieve symptomen, die farmacologisch nauwelijks te beïnvloeden zijn. Wat betreft het diagnosticeren en behandelen van depressies zou volgens de richtlijn van het CBO ook rekening gehouden moeten worden met het recidiverende karakter van deze aandoening. Het herstel is lang niet altijd volledig en een chronisch beloop komt voor bij één op de tien patiënten. Zowel bij schizofrenie als depressie is er bovendien een verhoogd risico op suïcide.
Er is dus wel degelijk sprake van een aanzienlijk welzijnsrisico voor patiënten wanneer sprake is van onoordeelkundige diagnose en/ of behandeling. Dit rechtvaardigt dat er een zware verantwoordelijkheid wordt gelegd bij degene die beweert te kunnen genezen, omdat zonder direct bewijs hiervoor valse hoop gegeven wordt. Met name bij depressies is de wetenschappelijke bewijslast moeilijk, omdat veel (lichte) depressies ook zonder behandeling verbeteren.
Vraag 5
Acht u het een terechte beknotting van vrijheid van oordeel en meningsuiting, dat de VtdK te horen heeft gekregen dat zij zich niet in termen van ‘kwakzalverij’ mag uitlaten over behandelmethodes die niet wetenschappelijk bewezen zijn? Op basis waarvan is genoemde vereniging nu de mond gesnoerd, en bent u van mening c.q. in staat iets aan deze grond te veranderen?
Antwoord 5
De vrijheid van meningsuiting is niet onbegrensd. Het Gerechtshof heeft in casu, gelet op alle omstandigheden van het geval, het belang van mevrouw S. om niet lichtvaardig te worden blootgesteld aan publicaties die haar eer, goede naam en integriteit aantasten afgewogen tegen het belang van de VdtK dat misstanden die de samenleving raken niet, door gebrek aan bekendheid bij het grote publiek, kunnen blijven voortbestaan. Het Gerechtshof komt tot de slotsom dat ten opzichte van mevrouw S. onrechtmatig is gehandeld. Ik zie hierin geen reden om maatregelen te treffen.
Vraag 6
Wat uw mening over de uitspraak van de Hoge Raad en geeft deze uitspraak u aanleiding om de wet aan te passen?
Vraag 7
Deelt u de mening dat gekwalificeerde artsen die - op zich erkende - behandelmethodes aanwenden als behandeling bij ziektebeelden die niet binnen het toepassingsgebied horen, een eigen invulling geven aan hun competentie, en dat daarover ten minste een discussie mogelijk moet zijn? Deelt u voorts de mening dat deze discussie van belang is voor de kwaliteit van zorg en dus in het belang van de patiënt, en dat de uitspraak van het Hof zo’n discussie belemmert?
Antwoord 6 en 7
Ik vind niet dat de uitspraak van het Gerechtshof discussie belemmert. Die discussie kan wel degelijk gevoerd worden om bij te dragen aan de kwaliteit van zorg. Ik bezie de uitspraak van het Gerechtshof aldus dat die discussie op zodanige wijze gevoerd dient te worden dat daarbij gerechtvaardigde belangen niet geschonden worden. Dit zal naar mijn mening veeleer een constructieve dialoog bevorderen. Ik zie al met al geen reden tot ingrijpen van de wetgever.
1) Arrest 31 mei 2007, rolnummer 05/1776