Kamervragen Kant over de invloed van de Farmaceutische industrie

De Voorzitter van de Tweede Kamer
der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA DEN HAAG

GMT-K-U-2777463

18 juli 2007

Antwoorden van minister Klink op vragen van het Kamerlid Kant (SP) over de invloed van de farmaceutische industrie (2060717450).

Vraag 1
Wat is uw reactie op het rapport van de Inspectie voor de Gezondheidszorg dat de farmaceutische industrie veel invloed heeft op de richtlijnen voor artsen?

Antwoord 1
Ik heb in mijn brief van 15 juni 2007 aan de Tweede Kamer een standpunt ingenomen op het kortschrift van de Inspectie voor de Gezondheidszorg over de invloed van de farmaceutische industrie op behandelrichtlijnen. Het kortschrift maakt duidelijk dat er (financiële) banden zijn tussen richtlijncommissieleden en de farmaceutische industrie. Ook laat het zien dat de richtlijninstituten NHG en CBO maatregelen hebben genomen om beïnvloeding te voorkomen, dan wel in te perken. Ik heb in mijn standpunt aangegeven dat ik het belang onderschrijf van het op basis van wetenschappelijk onderbouwde gegevens totstandkomen van richtlijnen. Ik vind het onacceptabel als geneesmiddelen in richtlijnen een voorkeurspositie krijgen zonder dat daar deugdelijke wetenschappelijke onderbouwing aan ten grondslag ligt. NHG en CBO laten zich voorstaan op het maken van evidence based richtlijnen. Hun kwaliteitssysteem dient te waarborgen dat de richtlijnen daadwerkelijk evidence based zijn. Nader onderzoek is nodig om in kaart te brengen bij welke richtlijnen en in welke mate beïnvloeding van richtlijncommissies heeft plaatsgevonden. Ik heb de Inspectie voor de gezondheidszorg gevraagd vervolgonderzoek te doen.

Vraag 2
Erkent u dat door verstrengeling tussen de farmaceutische industrie en werkgroepen die richtlijnen opstellen, deze richtlijnen het risico lopen zodanig beïnvloed te worden dat de kwaliteit van de zorg en de veiligheid van patiënten in gevaar komt?

Antwoord 2
Belangenverstrengeling zou kunnen leiden tot kwalitatief minder goede en minder doelmatige richtlijnen. Samenwerking tussen alle bij de zorg betrokken partijen is echter essentieel en dat houdt dus ook samenwerking met de farmaceutische industrie in. Wel moet daarbij duidelijkheid en openheid zijn over (financiële) banden die er zijn tussen beroepsbeoefenaren en industrie. Het voorliggende onderzoek geeft mij vooralsnog geen reden aan te nemen dat de kwaliteit van de zorg en de veiligheid van patiënten in gevaar is gekomen.

Vraag 3
Wat is uw reactie op het oordeel van het rapport van de Inspectie voor de Gezondheidszorg dat dit het resultaat is van een terugtredende overheid? Vindt u niet dat, zodra blijkt dat de beïnvloeding van de farmaceutische industrie op richtlijnen voor artsen de kwaliteit van de zorg in gevaar brengt, de overheid juist zou moeten optreden? Zo ja, wat gaat u hieraan doen? Zo neen, waarom niet?

Antwoord 3
Het opstellen en onderhouden van richtlijnen is een taak van de beroepsgroepen zelf. Het moet dat naar mijn mening ook blijven. Zij bezitten de nodige kennis en ervaring om richtlijnen op te stellen. Vanuit de overheid acht ik het van belang dat de richtlijnen op een medisch-wetenschappelijk verantwoorde wijze tot stand komen. De overheid heeft taken en verantwoordelijkheden op het terrein van geneesmiddelenreclame en gunstbetoon. De Inspectie voor de Gezondheidszorg houdt actief toezicht op het veld. Ik heb de Inspectie voor de Gezondheidszorg gevraagd vervolgonderzoek te doen.

Vraag 4
Erkent u dat de deelname van door de farmaceutische industrie gesponsorde patiëntenorganisaties in richtlijncommissies vragen oproept over de onafhankelijkheid?

Antwoord 4
Sponsoring hoeft niet per definitie te leiden tot afhankelijkheid. Vanuit het veld van patiëntenorganisaties, en ook vanuit de farmaceutische sector is er gelukkig aandacht voor de risico’s van sponsoring. De Nederlandse Patiënten/Consumenten Federatie (NPCF) en de stichting Code Geneesmiddelenreclame hebben gedragscodes opgesteld die de onafhankelijkheid bij sponsoring moeten waarborgen. Een belangrijk punt waar de Inspectie in haar rapport aandacht voor vraagt, is dat de sponsorafspraken ook voor de buitenwereld transparant moeten zijn. Ik ben het volkomen eens met de Inspectie voor de Gezondheidszorg dat iedereen die deelneemt aan een richtlijncommissie zijn of haar banden met de industrie bekend maakt. Een dergelijke regel geldt naar mijn mening zowel voor beroepsbeoefenaren als voor patiënten(organisaties).

Vraag 5
Bent u bereid structureel maatregelen te nemen tegen beïnvloeding bij het opstellen van richtlijnen voor artsen? Zo neen, waarom niet?

Antwoord 5
Ik heb de Inspectie voor de Gezondheidszorg gevraagd met de sector de aanbevelingen uit het Kortschrift om de transparantie te vergroten, op te pakken. Daarnaast heb ik de Inspectie gevraagd vervolgonderzoek te doen.

1) Trouw, Alle experts in greep farmaceuten, 5 juni 2007