Toespraak Staatssecretaris Aboutaleb bij aanbieding WWB-monitor Divosa, 11 juli, 11.00u, Werkbeurs Den Haag.

Hartelijk dank.

De aanbieding van de WWB-monitor is zo langzamerhand een traditie geworden waar velen van ons aan het begin van de zomervakantie naar uitkijken. En met plezier, want ik ben erg blij met het positieve beeld dat de monitor ook dit jaar weer uitstraalt.Het aantal mensen met een bijstandsuitkering daalt. En uw verwachting als directeuren sociale dienst is dat deze trend doorzet. Maar u verwacht ook dat de harde kern van mensen van wie lang werd gedacht dat ze nooit meer aan de slag zouden komen, kleiner wordt en dat steeds meer mensen vanuit de bijstand direct aan het werk zullen gaan.

En dat zijn nog mooiere berichten.Al dat goede nieuws hebben we onder meer te danken aan de Wet werk en bijstand en de economisch prettige omstandigheden waarin we al weer geruime tijd verkeren. Maar het zijn vooral de gemeenten, de uitvoering en de mensen zelf die voor dit rooskleurige beeld hebben gezorgd.

Maar zijn we er daarmee?Nee. Want voor al te genoegzaam achteroverleunen is nog geen enkele reden. Daarvoor staan er nog te veel mensen langs de kant. We staan nu voor de grote opgave om de 295.000 gezinnen en alleenstaanden die nu nog van een WWB-uitkering afhankelijk zijn, een kans te geven op de arbeidsmarkt. Een kans op werk. Of, als een betaalde baan er voorlopig nog niet in zit, een kans op maatschappelijke participatie, bijvoorbeeld via leerbanen of vrijwilligerswerk.

En dan heb ik het niet alleen over bijstandsgerechtigden, maar ook over mensen die werk noch uitkering hebben en ver van de arbeidsmarkt staan. Dat zijn vooral veel jongeren en vrouwen. We moeten ons nòg meer inspannen om ook hen een kans te geven op maatschappelijke deelname en integratie. Ook omdat de toenemende vergrijzing en ontgroening tot steeds meer krapte op de arbeidsmarkt zal leiden. De uitkomsten van de participatietop en afspraken met gemeenten om in 2011 75.000 mensen minder in de bijstand te hebben en 25.000 niet-uitkeringsgerechtigden aan een baan of zinvolle activiteit te helpen, zijn een goede stap in die richting.

Velen hebben lang gedacht dat de harde kern in de bijstand nooit meer aan de slag zou komen. De cijfers uit de monitor logenstraffen dat. Het percentage moeilijk bemiddelbaren in de bijstand daalde verder naar 41 procent. Enkele jaren geleden lag dat percentage nog op 80 procent. Zo zie je maar, schrijf nooit iemand te snel af. Geef niet te snel op. Met gerichte hulp kunnen we nog veel mensen activeren. Ik noem dat opkontjes geven en voortdurend het zicht op een betaalde baan openhouden, ook al is dat wellicht niet direct bij een reguliere werkgever.

Want te vaak zijn in het verleden mensen opgegeven. Hebben gemeenten zich te veel en te vaak uitsluitend op de kansrijken gericht. Ook nu gebeurt dat nog te veel naar mijn zin. Daardoor krijgen mensen die als kansarm worden bestempeld geen participatie- of re-integratie-aanbod, met het grote risico dat dit gaat werken als een voorspelling die zichzelf gaat waarmaken. Ook Tof Thissen wijst terecht op dat risico.

Het spreekt vanzelf dat de conjunctuur momenteel enorm helpt om mensen aan het werk te krijgen. En dat werkgevers hun eisen enigszins hebben gematigd. Iedereen doet mee, luidt niet voor niets het kabinetsmotto op ons terrein. Nu komt het er op aan deze belofte waar te maken. Met het onlangs bereikte participatieakkoord met sociale partners en gemeenten zijn de piketpaaltjes geslagen. Zijn de gezamenlijke doelen geformuleerd, de voorwaarden geschapen, de instrumenten bedacht. Nu komt het aan op de uitvoering. En dat bent u. Kijk naar elkaar, maar maak uw eigen keuzes. Want die keuzes kunnen niet overal dezelfde zijn. Vooral ook omdat de arbeidsmarkt grote regionale verschillen kent. In Venlo bijvoorbeeld hebben ze buschauffeurs nodig, want daar zitten de grote touroperators, terwijl in Amsterdam de vraag naar horecapersoneel groter zal zijn. Dat is de interessante dynamiek van de arbeidsmarkt. Zo zie je - ander voorbeeld - dat er steeds minder mensen nodig zijn in de schadeherstelbedrijven, terwijl we tegelijkertijd zoveel nieuwe auto's aanschaffen dat er in het garagebedrijf weer op andere plekken veel meer mensen nodig zijn. Die ontwikkelingen op de arbeidsmarkt moet je kunnen bijbenen. En dat doe je het beste op regionaal niveau.Ik besef dat we voor een grote uitdaging staan. En dat het allemaal niet zo eenvoudig is. Maar gelukkig staan de gemeenten er niet alleen voor. Samenwerken is belangrijk. Gemeenten kunnen het initiatief nemen in die samenwerking. Met de onderwijsinstellingen, de uitvoeringsinstellingen, de re-integratiebedrijven, de Kamers van Koophandel en vooral ook met de werkgevers. Wij ondersteunen dat met het oprichten van een Participatiefonds waarbij het de bedoeling is dat het W-deel vanaf 2009 wordt samengevoegd met de inburgeringsgelden (van WWI) en de educatiegelden (van OCW). Ook de afspraak over de meerjarige budgetten waardoor gemeenten langer hun overschotten houden om te investeren in hun klanten maakt de uitdaging makkelijker. Immers voor iedereen die ze extra uit de bijstand krijgen en houden mogen ze het geld langer houden.

En ik zeg het hier ook nog maar eens: Gemeenten kunnen, als ze willen en een beetje creatief zijn, beschikken over tal van instrumenten voor een eigen lokaal of regionaal arbeidsmarktbeleid. De mogelijkheden liggen voor het oprapen. Sluit deals af! Ik weet dat veel gemeenten dat ook al doen. De gemeente Weert bijvoorbeeld. Daar werd bij de gunning van werk in de groenvoorziening, de voorwaarde verbonden dat bedrijven werkzoekenden zouden aannemen. En in Amersfoort zijn bij de herstructurering van het stationsgebied werkgelegenheidsafspraken gemaakt met bedrijven. Ook Rotterdam werkt met contracten met daarin bepalingen dat degene die de gunning krijgt bijstandsgerechtigden in dienst neemt.

Toch blijkt uit de monitor dat relatief weinig gemeenten - drie op de tien - een eigen arbeidsmarktbeleid voeren. Dat baart mij zorgen. Want regionaal arbeidsmarktbeleid is zo ontzettend belangrijk. Om de arbeidsparticipatie te verhogen is het noodzakelijk dat partijen elkaar op regionaal niveau vinden om de match tussen vraag en aanbod te realiseren. Dat is ook precies waarom ik tegen minister Donner heb gezegd: we moeten het land in. Ons verhaal uitdragen. Uitleggen. Want of het nu gaat om het gemeentelijke parkeerbeleid, het aanleggen van bedrijfsterreinen, of welk ruimtelijke ordeningsvraagstuk dan ook, dergelijke besluiten zijn cruciaal voor het type werkgelegenheid dat je in een gemeente krijgt.

Ik doe dus een beroep op gemeenten om creatief te zijn met wat ze in eigen handen hebben. Om zo de vraag naar arbeid te triggeren en de koek groter te maken. Dus kijk naar je grondbeleid, je waterbeleid, je verkeersbeleid, je vestigingsbeleid, onderwijsbeleid etc. Daar zit het werk. En dat is heel wat effectiever dan landelijk een procentje minder premie of belasting.

Dames en heren ik rond af.

Nog een enkel woord over de re-integratieinspanningen op lokaal niveau. Ik denk dat gemeenten slimmer kunnen èn moeten inkopen. Zich veel meer op het standpunt moeten plaatsen van no cure no pay. Niet moeten aarzelen om, als re-integratiebedrijven in gebreke blijven, zelf de re-integratie ter hand te nemen. Zoek de samenwerking op met anderen op het gebied van werk en inkomen. Niet langer steggelen over 'wie betaalt wat', maar de diagnose van de klant centraal stellen en aanpakken. Niet wat in de etalage staat is leidend, maar de vraag van de burger. Als men die kant opgaat, zal ook het rendement van re-integratie stijgen.In het bestuurlijk akkoord heb ik met de VNG afgesproken dat de gemeenten zich zullen inspannen om werkgevers, onderwijs, werknemers, CWI en UWV bijeen te brengen en concrete prestatieafspraken te maken. Het is van groot belang om werk te maken van deze afspraak en met elkaar de voortgang goed te volgen. En ik voorspel u dat als we er in slagen die afspraken waar te maken - en daar ga ik van uit - de resultaten, en dus de monitor, volgend jaar om deze tijd nog rooskleuriger zullen zijn.

Ik wens u veel succes!