Antwoorden op kamervragen van Dijsselbloem Depla en Bouchibti over internaten
De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA DEN HAAG
DBO-K-U-2769315
5 juli 2007
Antwoorden van minister Rouvoet, mede namens de Minister voor Wonen, Wijken en Integratie en de Staatssecretaris van Defensie, op de vragen van de Kamerleden Dijsselbloem, Depla en Bouchibti (allen PvdA) over internaten (2060712440).
Vraag 1
Heeft u kennisgenomen van het artikel 'Alleen orde en tucht helpt Marokkaanse jongens'?
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Onderschrijft u het pleidooi van de voorzitter van stadsdeel Slotervaart, Ahmed Marcouch, dat onderdeel van het herstellen van de orde in zijn stadsdeel en vergelijkbare wijken elders in het land is het uit huis plaatsen van risicojongeren en het plaatsen van deze jongeren in schoolinternaten?
Vraag 3
Op welke manier gaat u deze aanpak ondersteunen? Past deze aanpak in wat u omschrijft als «pilots voor intensieve scholings- en heropvoedingstrajecten?
Vraag 4
Bent u bereid de middelen die in het regeerakkoord onder de Pijler 'Veiligheid, stabiliteit en respect' zijn gereserveerd ten behoeve van 'preventie c.a. w.o. campussen' mede voor dit doel in te zetten?
Antwoorden 2 t/m 4
Het kabinet onderschrijft het belang van toezicht en structuur. Zoals ik u onlangs heb geschreven (TK, 2006-2007, 31 001, nr. 1) is besloten tot een aantal pilots waarbij deze jongeren intensieve scholings- en heropvoedingstrajecten (campussen) volgen. In Amsterdam draaien in het kader van deze pilots reeds drie deelprojecten voor jongeren die vanwege onwil of gedragsproblemen de aansluiting bij onderwijs en arbeidsmarkt dreigen te verliezen.
Op dit moment bestaat de overtuiging overigens nog niet dat uithuisplaatsing de beste remedie is voor deze groep jongeren. Om die reden wordt er in de pilots gewerkt met trajecten die de normale leefomgeving/het levensritme van de jongeren juist zoveel mogelijk in stand houden. Ik wil eerst bezien of dit een juiste aanpak is, derhalve zullen de pilots ook op wetenschappelijk verantwoorde wijze geëvalueerd worden en onderzocht op effectiviteit.
In de besluitvorming rond een eventueel vervolg op deze pilot projecten, zal het kabinet aangeven hoeveel (financiële) middelen hiermee gemoeid zijn en hoe deze gedekt zullen worden.
Vraag 5
Bent u bekend met het project De Uitdaging, waarbij probleemjongeren uit de grote steden in een defensiekazerne worden ondergebracht en daar een beroepsopleiding volgen? Wat is de stand van zaken ten aanzien van de toezegging in antwoord op Kamervragen dat medio 2006 De Uitdaging nieuwe stijl zou starten? Kan dit bestaande project dienen als voorbeeld voor de nieuwe initiatieven voor schoolinternaten, zodat het wiel niet opnieuw hoeft te worden uitgevonden? Bent u van plan De Uitdaging voort te zetten of uit te breiden? Zo neen, waarom niet?
Antwoord 5
Ja, ik ben bekend met het project “De Uitdaging”. In zijn brief van 11 mei jl.
(TK 31 056, nr.1) doet de Staatssecretaris van Defensie uitgebreid verslag van het programma “De Uitdaging”. Tevens stelt hij dat dit programma niet leidt tot de beoogde doelstelling van instroom van deze jongeren bij Defensie.
Tijdens het spoed AO over “De Uitdaging” op 29 mei jl. hebben de Staatssecretaris van Defensie en ik, de Kamer toegezegd dat de regering vóór 1 september a.s. zal laten weten op welke wijze “De Uitdaging” wordt gecontinueerd en hoe Defensie daarbij zal worden betrokken. Met deze betrokkenheid worden de door Defensie opgedane ervaringen en expertise gewaarborgd.