Antwoord op kamervragen over het betalen per minuut in parkeergarages

Antwoorden van staatssecretaris Bijleveld - mede namens de Minister van Verkeer en Waterstaat - op kamervragen van de leden Koopmans (CDA) en Roefs (PvdA) over betalen per minuut in parkeergarages en op parkeerplaatsen (ingezonden 20 juni 2007).

Vraag 1
Heeft u kennisgenomen van het voorstel van het Platform Detailhandel Nederland om in parkeergarages en op parkeerplaatsen in plaats van per uur, per minuut te betalen?

Antwoord
Ja

Vraag 2
Deelt u de opvatting dat het voor burgers zeer ergerlijk is om per uur of per half uur te moeten betalen als ze maar een paar minuten hun auto geparkeerd hebben?

Antwoord
Ik kan mij voorstellen dat sommige burgers hier moeite mee hebben.
Het is echter aan een gemeente om te bepalen voor welk tijdsbestek ze de automobilist laat betalen. Ik heb de stellige overtuiging dat gemeenten hier ordentelijk mee omgaan. In veel steden is het aan de parkeermeter mogelijk om per 10 minuten of nog minder te betalen, afhankelijk van tarief en kleinst toegestane munteenheid. Wat parkeergarages betreft dient een onderscheid gemaakt te worden naar particuliere garages en gemeentelijke garages. Op de tarifering van particuliere parkeergarages heeft de overheid geen of weinig invloed.

Vraag 3
Hoe kijkt u aan tegen een wettelijke voorziening voor het betalen per minuut?

Antwoord
Nee, dat acht ik niet wenselijk. Het betreft hier een verantwoordelijkheid van de gemeenten en daar hoort die verantwoordelijkheid ook te liggen.

Vraag 4
Is bij de parkeerbelastingen een zelfde voorziening mogelijk als bij de rioolbelasting waarvoor in de wet is aangegeven welke kosten hieronder mogen vallen?


Antwoord
De rioolbelasting is geen belasting maar een recht (rioolrecht). Dit betekent onder meer dat de opbrengst van deze belasting de kosten van de riooltaak niet mogen overschrijden. De parkeerbelasting is echter een algemene belasting. Dit betekent dat de opbrengst vrij besteedbaar is. In oorsprong is de parkeerbelasting in het leven geroepen om in het kader van de parkeerregulering van voertuigen, parkeerbelastingen te heffen. Dat regulerende instrument staat de gemeenten ter beschikking en kan zij naar eigen goeddunken inzetten.

Vraag 5
Kent u de CBS cijfers waaruit blijkt dat de Nederlandse gemeenten in 2004 euro 57 miljoen aan parkeeropbrengsten incasseerden en in 2007 zelfs ruim euro 140 miljoen? Deelt u de mening dat daaruit blijkt dat parkeren een nieuw soort van melkkoe lijkt te worden, zodat de automobilist wederom zijn gelag moet betalen?

Antwoord
De door u genoemde cijfers zie ik niet terug in de aangegeven tabel; daar staan hogere cijfers. Aangezien in de betreffende tabel geen beeld wordt gegeven van de jaarlijkse kapitaallasten en exploitatiekosten van de parkeerplaatsen is op basis van deze cijfers geen conclusie te trekken over de mate waarin de automobilist het gelag betaalt.

In de meest recente volledige studie, een onderzoeksrapport van september 2002 van de Adviesdienst Verkeer en Vervoer “Parkeren in Nederland, omvang, kosten, opbrengsten, beleid” wordt de conclusie getrokken dat er op de gereguleerde parkeerplaatsen jaarlijks een verlies wordt geleden van euro 565 mln. Indien hierbij ook alle niet gereguleerde openbare parkeerplaatsen (dus waar vrij parkeren is) worden betrokken, dan is er zelfs sprake van een jaarlijks verlies van ruim euro 4,6 mld.

Uitgaande van de veronderstelling dat er geen drastische veranderingen hebben plaatsgevonden in de afgelopen jaren kan ik uw conclusie over de melkkoe derhalve niet delen.

Vraag 6
Bent u bereid om de hoogte van de parkeerheffingen te bespreken met de VNG en met de brancheorganisatie?

Antwoord
Gezien enerzijds mijn antwoord op vraag 5 en anderzijds mijn standpunt dat het parkeren een beleidsterrein is van de decentrale overheden zie ik geen noodzaak voor een dergelijk overleg.