Reactie op Amendement 31 061 XVI, nr. 3 van Arib op de eerste suppletore begroting 2007
De Voorzitter van de Tweede Kamer
der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA DEN HAAG
FEZ-U-2781367
2 juli 2007
Op 21 juni jl. ontving ik amendement 31 061 XVI, nr. 3, van het lid Arib, op de eerste suppletore begroting 2007 van de begroting van Volksgezondheid, Welzijn en Sport. Hierbij reageer ik op dit amendement.
Het amendement heeft tot doel het vaccin Gardasil tegen baarmoederhalskanker in het basispakket te laten opnemen. Daartoe wordt artikel 41 Volksgezondheid verhoogd met euro 35 miljoen en wordt tevens als dekking artikel 99 Nominaal en onvoorzien verlaagd met hetzelfde bedrag.
Ik ontraad u de aanvaarding van dit amendement.
In lijn met het amendement ben ook ik voorstander van het voorkomen en tijdig opsporen van ziekten. Voorkomen is immers beter dan genezen. Om deze reden heeft een effectief preventiebeleid mijn bijzondere aandacht.
Ik ben van mening dat zorgvuldig moet worden bekeken of het wenselijk is om in Nederland te starten met vaccinatie tegen het humaan papillomavirus (HPV). Daarbij dienen veel verschillende aspecten te worden bekeken zoals de verwachte effectiviteit, doelgroep, samenhang met het screeningsprogramma baarmoederhalskanker en de kosteneffectiviteit. Daarom heb ik de Gezondheidsraad (GR) op 20 maart 2007 om advies over opname van Gardasil in het Rijksvaccinatieprogramma (RVP) gevraagd. De GR is een onafhankelijk wetenschappelijk adviesorgaan dat mij adviseert op het gebied van volksgezondheid waaronder het RVP. De Raad verwacht dat het advies eind 2007 kan worden uitgebracht.
Eerst na advies van de GR kom ik tot een besluit.
Dit acht ik verdedigbaar omdat het vaccin niet de enige manier is om baarmoederhalskanker te bestrijden. Mensen kunnen zich tegen het HPV beschermen door veilig te vrijen. Daarnaast heeft Nederland al sinds 1990 een goed lopend screeningsprogramma op baarmoederhalskanker voor vrouwen in de leeftijd van 30-60 jaar. Screening blijft sowieso nodig voor vrouwen die niet meer gevaccineerd kunnen worden.
Het College voor Zorgverzekeringen (CVZ) concludeert ook dat het HPV-vaccin geen bescherming biedt tegen 30-50% van de HPV-typen die met baarmoederhalskanker worden geassocieerd.
Tevens heeft het CVZ mij geadviseerd dit middel niet op te nemen in het basispakket op basis van meerdere argumenten.
Eén van de argumenten is dat deze vaccinatie beter past in een landelijk vaccinatie programma. Opname in het basispakket houdt in een vaccinatie op verzoek. Dat acht het CVZ onwenselijk, omdat hiermee geen hoge vaccinatiegraad bereikt kan worden, risicogroepen niet goed worden bereikt, en controle op het bereik onmogelijk is. Volgens het CVZ is een landelijk programma gericht op collectieve preventie meer geschikt om deze doelen te bereiken. Daarom adviseert het CVZ het HPV-vaccin niet in het basispakket op te nemen en het door mij gevraagde advies van de GR over opname in het RVP af te wachten.
Daarnaast is de doelmatigheid van het HPV-vaccin op dit moment onvoldoende onderbouwd. Het CVZ geeft aan dat op basis van de door de fabrikant ingediende farmaco-ecomomische evaluatie de kosteneffectiviteit van vaccinatie op individuele basis onvoldoende onderbouwd is.
Tot slot is de aangegeven dekking om budgettaire redenen onwenselijk.
Op artikel 99 is een taakstellende onderuitputting geplaatst. Deze onderuitputting is niet aan de beleidsartikelen toebedeeld omdat niet van tevoren bekend is waar, op welk artikel, eventuele onderuitputting van de begroting van VWS zich zal voordoen. De taakstellende onderuitputting in de ontwerpbegroting 2007 betrof euro 25 miljoen. Bij eerste suppletore begroting 2007 is deze taakstelling verhoogd met euro 15 miljoen en deze wordt dus, na aanvaarding van de eerste suppletore begroting, in totaal euro 40 miljoen. Door aanvaardig van dit amendement zou de taakstellende onderuitputting verder verhoogd worden tot euro 75 miljoen. Bovendien is het de vraag of de door mevrouw Arib genoemde euro 35 miljoen voldoende is om alle kosten te dekken. Het is namelijk onbekend hoe groot de vraag naar het vaccin zal zijn. Om een dergelijk hoge onderuitputting te kunnen realiseren, zouden beleidsvoornemens geschrapt moeten worden. Aangezien de voornemens uit de begroting van VWS 2007 al door uw kamer zijn geaccordeerd lijkt mij dit niet wenselijk.
De Minister van Volksgezondheid,
Welzijn en Sport,
dr. A. Klink