Antwoorden op kamervragen van Van Miltenburg over de aanpak van overlast gevende zwakbegaafden
De Voorzitter van de Tweede Kamer
der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA DEN HAAG
DLZ-K-U-2775780
2 juli 2007
Antwoorden van staatssecretaris Bussemaker op Kamervragen van het Kamerlid Van Miltenburg (VVD) over de aanpak van overlast gevende zwakbegaafden (2060716990).
Vraag 1
Zijn u meerdere gevallen bekend, zoals beschreven? 1) Zo ja, hoe groot is naar uw mening het gesignaleerde probleem?
Antwoord 1
Nee, mij zijn geen concrete gevallen bekend.
De vraag is of van alle gevallen van overlast door verstandelijk gehandicapten melding wordt gedaan bij de politie. In de gevallen waarin een melding van overlast of aangifte van een strafbaar feit gepleegd door een verstandelijk gehandicapte zou worden gedaan, is uit de systemen van de politie en het openbaar ministerie niet in alle gevallen af te leiden dat een verstandelijk gehandicapte de verdachte is. Er vindt geen registratie plaats, specifiek op de verstandelijke handicap of geestesstoornis van de persoon van de verdachte.
Ook uit de zorginstellingen voor verstandelijk gehandicapten zijn mij geen meldingen bekend.
Vraag 2
Zijn er andere manieren waarop het bejaarde echtpaar beschermd kan worden tegen het geweld van hun verstandelijk gehandicapte buurtgenoot? Is het bijvoorbeeld mogelijk om deze man gedwongen te laten verhuizen naar een andere vestiging van de betrokken instelling? Zo niet, bent u dan van mening dat dit mogelijk moet worden? Op welke manier zou dat kunnen?
Antwoord 2
Het openbaar ministerie is belast met de vervolging van strafbare feiten. Strafvervolging kan tot gevolg hebben dat de rechter de desbetreffende persoon een straf of maatregel oplegt. Degene die een strafbaar feit begaat dat hem niet kan worden toegerekend vanwege een gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis -waaronder in termen van de wet mede wordt verstaan een verstandelijke handicap- kan een maatregel worden opgelegd die ertoe strekt dat iemand gedwongen wordt opgenomen in een psychiatrisch ziekenhuis (artikel 37 Sr).
Naast de mogelijkheid tot strafvervolging heeft de officier van justitie in het kader van de Wet bijzondere opnemingen in psychiatrische ziekenhuizen (Wet bopz) de bevoegdheid de rechter te verzoeken om een voorlopige machtiging tot opneming in een psychiatrisch ziekenhuis, waaronder in termen van de wet ook wordt verstaan een instelling voor mensen met een verstandelijke handicap (artikel 2 Wet bopz). De voornoemde machtiging kan worden verleend als aan het zogenoemde gevaarscriterium is voldaan én als de betrokkene een geestesstoornis heeft die dat gevaar veroorzaakt. Een dergelijke machtiging wordt alleen verleend als het gevaar niet buiten een psychiatrisch ziekenhuis kan worden afgewend.
Vraag 3
Deelt u de mening dat het beleid van extramuralisering in gevaar komt als het de overheid niet lukt om de samenleving te beschermen tegen het gedrag, of zelfs tegen geweld, dat het gevolg is van een stoornis van iemand die in bijvoorbeeld een kleine beschermde woonvorm woont in een woonwijk?
De overheid heeft de taak via wet- en regelgeving en handhaving hiervan de samenleving te beschermen tegen gedrag van personen die de algemene veiligheid van andere personen of goederen bedreigt. Of het gedrag voortvloeit uit een verstandelijke handicap, een psychiatrische stoornis of een andere oorzaak heeft, doet daarbij niet ter zake.
Ik denk niet dat de extramuralisering van mensen met een verstandelijke handicap door incidenten in gevaar komt. Er zijn namelijk vooral veel situaties waar het goed gaat.
Vraag 4
Hoever bent u met het vaststellen van de richtlijn om de Wet bijzondere opnemingen in psychiatrische ziekenhuizen (Wet bopz) ook te kunnen toepassen op verstandelijk gehandicapten, en wanneer wordt deze naar de Kamer gestuurd ter beoordeling?
Antwoord 4
De Wet bopz is mede van toepassing op mensen met een verstandelijke handicap. Mogelijk doelt u op het in voorbereiding zijnde kabinetsstandpunt op de derde evaluatie van de Wet bopz. Het streven is dit standpunt in het najaar naar de Kamer te zenden.
Vraag 5
Kunt u deze vragen binnen een week beantwoorden?
Antwoord 5
Nee.
1) Trouw, 26 mei 2007
Toelichting: deze vragen dienen ter aanvulling op eerdere vragen ter zake van de leden Agema en De Roon (beiden PVV), ingezonden 30 mei 2007 (vraagnummer 2060716550)