Antwoorden op kamervragen van Koser Kaya over het verbreken van de zwijgplicht door hulpverleners bij kindermishandeling
De Voorzitter van de Tweede Kamer
der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA DEN HAAG
DJB-K-U-2773806
26 juni 2007
Antwoorden van minister Rouvoet op kamervragen van het Kamerlid Koser Kaya over het verbreken van de zwijgplicht door hulpverleners bij kindermishandeling (2060715650).
Vraag 1
Bent u bekend met de brief van de voorzitter van het College Bescherming Persoonsgegevens (CBP) over het feit dat hulpverleners vaak ten onrechte bang zijn hun zwijgplicht te verbreken als ze vermoeden dat een kind wordt mishandeld? 1)
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Deelt u het oordeel van het CBP, dat een hulpverlener in geval van kindermishandeling ‘better safe, than sorry’ kan zijn, en dat de privacy van een kind zodoende minder zwaar weegt dan de lichamelijke integriteit?
Vraag 3
Bent u bereid, zoals het CBP aanbeveelt, een gedragscode in te stellen voor hulpverleners die te maken krijgen met kindermishandeling? Zo ja, bent u bereid hierin een meldplicht voor hulpverleners op te nemen? Zo neen, waarom niet?
Antwoord 2 en 3
Hulpverleners/beroepskrachten moeten bij (vermoedens van) kindermishandeling overgaan tot gerichte uitwisseling van gegevens met als doel het terugdringen van kindermishandeling. Dat privacywetgeving en geheimhoudingsplicht daarvoor geen belemmering hoeven te zijn, is nog niet bij alle beroepskrachten bekend. Beroepskrachten moeten meer bewust worden gemaakt van de mogelijkheden die er zijn binnen de privacywetgeving.
Ik heb de Tweede Kamer toegezegd nog voor de zomer te komen met een plan om kindermishandeling aan te pakken. Die toezegging heb ik gedaan tijdens het spoeddebat over kindermishandeling (26 april 2007). Het plan omvat concrete voorstellen die moeten leiden tot het vergroten van de competenties en de feitelijke mogelijkheden van beroepskrachten om adequaat te signaleren en naar aanleiding daarvan te handelen. Het breed toepassen van een meldcode/het stimuleren van de meldingsbereidheid en het geven van handreikingen aan beroepskrachten, zijn in ieder geval onderdelen van dit plan.
Wat betreft de meldplicht heb ik tijdens het bovengenoemde spoeddebat al aangegeven dat ik hierin de lijn volg van het vorige kabinet. Ik ben geen voorstander van een plicht, omdat daaraan negatieve kanten zitten.
Vraag 4
Bent u bereid deze vragen te beantwoorden vóór het Algemeen Overleg Jeugdzorg op 4 juli aanstaande?
Antwoord 4
Ja.
1) NOS Teletekst, 16 mei 2007