Antwoorden op kamervragen over urban feesten en pornografie

Antwoorden van minister Ter Horst - mede namens de minister van Justitie - op kamervragen van de leden Arib en Dijsselbloem over urban feesten en pornografie. (Ingezonden 13 april 2007)

Vraag 1
Hebt u kennisgenomen van het artikel ‘gezellig avondje uit met porno’? 1)

Antwoord
Ja

Vraag 2
Klopt het dat steeds vaker urban feesten worden georganiseerd met als onderdeel een pornografische show?

Vraag 3
Wat is uw oordeel over het op deze manier “gewoon” worden van pornografie en sexshows?

Antwoord 2, 3
Het toezicht op dergelijke evenementen valt onder de verantwoordelijkheid van gemeenten. Ik beschik niet over gegevens over een eventuele trend op dit gebied of over informatie die erop wijst dat deze evenementen “gewoon” zouden worden. Dat mag ook niet het geval zijn.

De huidige wet- en regelgeving geeft de kaders voor de mogelijkheden van het geven van feesten met dergelijke shows, en voor een eventueel verbod ervan. Op deze kaders zal ik in mijn antwoorden op de vragen 5, 6 en 7 nader in gaan.

Vraag 4
Klopt het zoals de Rode Draad signaleert dat het aantal seksbedrijven snel afneemt en dat er een verschuiving plaatsvindt naar het uitgaansleven?

Antwoord 4
In oktober 2006 is het rapport “Rechten van prostituees...” verschenen, dat is opgesteld en uitgegeven door de Rode Draad. Daarin wordt de conclusie getrokken dat het aantal prostitutiebedrijven de afgelopen jaren is afgenomen. Daarbij moet worden opgemerkt dat de Rode Draad deze conclusie baseert op het veldwerk dat zij in het kader van haar voorlichtingswerkzaamheden verricht. Het onderzoek geeft dan ook een indruk van de prostitutiebranche, maar een compleet overzicht (met betrouwbare cijfers) kan dit rapport niet geven. De afname van het aantal seksbedrijven wordt door de Rode Draad aan verschillende oorzaken toegeschreven, waaronder de “promiscuïsering” van het uitgaansleven.

Uit de tweede evaluatie opheffing bordeelverbod (Tweede Kamer, vergaderjaar 2006–2007, 25 437, nr. 54) blijkt de afgelopen jaren een schijnbare afname van zowel de vraag naar als het aanbod van prostitutie. In lijn hiermee is de uitkomst van een globale vergelijking van aantallen seksinrichtingen tussen 2000 en 2006 waaruit blijkt dat het aantal seksinrichtingen met vergunning is afgenomen. Binnen de prostitutiebranche worden voor de teruggang verschillende verklaringen genoemd. Een van de genoemde redenen voor de teruggang van het aantal prostitutiecontacten is het makkelijker verkrijgen van gratis seks. Deze verklaring wordt vooral door prostituees naar voren gebracht.

Vraag 5
Heeft de gemeente als verstrekker van vergunningen de mogelijkheden om dit soort activiteiten tegen te gaan dan wel aan regels te binden?

Vraag 6
Is de gemeente verplicht om dit type activiteiten bij de vergunningaanvraag in het kader van de Algemene Plaatselijke Verordening (APV) te betrekken of valt dit onder wat normaal verstaan wordt onder horeca of uitgaan?

Vraag 7
Wanneer valt een horeca-inrichting, waar ook seksgerelateerde diensten worden aangeboden, onder seksinrichtingen? Is het aan gemeenten om in het kader van bestemmingsplannen te bepalen wat de definitie van een seksinrichting is? Acht u dat gewenst?

Antwoord 5,6,7
Sinds de opheffing van het bordeelverbod is in artikel 151a Gemeentewet de bepaling opgenomen dat gemeenten regels kunnen stellen ten aanzien van seksinrichtingen. De afbakening van het begrip seksinrichting en het vaststellen van de voorwaarden waaraan een seksinrichting moet voldoen, is dan ook een verantwoordelijkheid van het gemeentebestuur. Veel gemeenten hebben hun beleid vormgegeven volgens de model-APV van de VNG en deze rekent tot een seksinrichting: “De voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin op bedrijfsmatige wijze seksuele handelingen worden verricht, dan wel vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden”. Het gaat dan om inrichtingen waarin op bedrijfsmatige wijze seksuele diensten worden verleend, dan wel waarin deze diensten op zodanige wijze worden aangeboden, dat die als bedrijfsmatig worden aangemerkt.
In het kader van het handhavend optreden dient te worden beoordeeld of in concreto een horecagelegenheid waar een vertoning van erotisch-pornografische aard plaats vindt, als seksinrichting kan worden aangemerkt.
Feesten die gehouden worden in horecagelegenheden en niet behoren tot de normale bedrijfsvoering, kunnen worden beschouwd als evenement. Voor deze incidentele optredens is op grond van de APV een vergunning van de burgemeester vereist. De bevoegdheid van de burgemeester in het kader van het toezicht op evenementen stoelt op artikel 174 Gemeentewet. In dit artikel is onder meer aangegeven dat de burgemeester belast is met de uitvoering van verordeningen voor zover deze betrekking hebben op het toezicht op de openbare samenkomsten en vermakelijkheden, alsmede de voor het publiek openstaande gebouwen en de daarbij behorende erven. De burgemeester is tevens bevoegd voorschriften te verbinden aan het houden van een evenement. De vergunning kan worden geweigerd in het belang van de openbare orde, het voorkomen of beperken van overlast, de verkeersveiligheid of de veiligheid van personen of goederen en de zedelijkheid of gezondheid.
Door hun aard en verschijningsvorm zijn de in de vraag bedoelde erotisch-pornografische vertoningen lastig te traceren. Ook blijft de vergunningaanvraag voor een dergelijk evenement vaak achterwege. Indien er sterke aanwijzingen zijn die bij het bestuursorgaan het vermoeden van niet-naleving van de vergunningvoorwaarden doen rijzen, dient uiteraard actief toezicht uitgeoefend te worden en indien nodig te worden ingegrepen met gebruikmaking van de bestaande bevoegdheden.

1) Dagblad de Pers, 10 april 2007