21 Miljoen om herinneringen aan de oorlog veilig te stellen
"De Tweede Wereldoorlog blijft mensen intrigeren, ook de komende decennia en wellicht eeuwen. Daarom moeten we nu zoveel mogelijk materiaal conserveren en archiveren. Materiaal waarvan we verwachten dat het toekomstige vragen kan beantwoorden", dat zei staatssecretaris Bussemaker tijdens de start van het programma Erfgoed van de Oorlog. Hieronder staat de volledige toespraak.
Dames en heren,
Graag wil ik u allemaal welkom heten bij deze startconferentie van het programma Erfgoed van de oorlog.
Vandaag starten we een programma dat slechts drie jaar in beslag neemt maar dat decennia en wellicht eeuwenlang zijn betekenis houdt.
Het is bijzonder om ons op deze manier in te zetten voor het erfgoed van de Tweede Wereldoorlog. Om materialen uit de oorlog –foto’s, films, papieren, sommige gebruiksvoorwerpen enzovoort –, toekomst-proof te maken. Door ze professioneel te bewaren en voor iedereen toegankelijk te maken.
Zoals de naam van dit programma al aangeeft, behoort belangrijk materiaal dat de Tweede Wereldoorlog belicht, tot ons nationaal erfgoed.
Dat is niet altijd zo geweest.
Laat ik een voorbeeld noemen waaruit dat blijkt. Een voorbeeld dat tevens duidelijk maakt hoe moeilijk het is om in te schatten wat wel en niet tot ons erfgoed behoort en hoe anders we daar in de loop van de tijd over denken.
Velen van u weten dat Het Rode Kruis zich, al tijdens de Tweede Wereldoorlog en in opdracht van de Nederlandse regering, heeft ingezet om oorlogsvermisten terug te vinden. Daartoe werden gegevens verzameld van honderdduizenden mensen. Hierdoor ontstond een beeld van hun leven tijdens de oorlog met vaak de dood als eindstation. Zowel in Europa als in het voormalig Nederlands-Indië. Vaak kon pas lang na de oorlog het volledige beeld worden gereconstrueerd met behulp van kamparchieven en deportatielijsten.
Al deze informatie, van al die honderdduizenden mensen, werd door Het Rode Kruis toegankelijk gemaakt via een cartotheek: een systeem van persoonskaarten. Een unieke index, die nog dagelijks wordt geraadpleegd. Om vragen te beantwoorden van kinderen of kleinkinderen die meer willen weten over het leven van oma of opa, of soms van hele families, die zij nooit hebben gekend.De schat aan informatie op deze kaarten heeft een grote historische waarde. En de cartotheek zelf, houten bakken met ruim 800.000 kaarten, vormt bovendien een monument op zich. In één oogopslag geeft het de tragiek van de Tweede Wereldoorlog weer.
Pas eind jaren negentig kwam het inzicht dat al die originele persoonskaarten een unieke waarde hebben én dat het vele gebruik ervan ze geen goed had gedaan.
Met financiële steun van het ministerie van VWS zijn deze kaarten nu gedigitaliseerd. Zonder deze actie was de informatie op de originele kaarten verloren gegaan.
De redding kwam dus net op tijd.
En meer dan dat: de kaarten van Het Rode Kruis hebben ons duidelijk gemaakt dat er meer erfgoed uit de oorlog moest zijn dat we, als we niet zouden optreden, voor goed zouden verliezen. Dat was de aanleiding om het programma Erfgoed van de Oorlog in het leven te roepen en het conserveringsbudget te verhogen van een krappe 6 ton per jaar- naar ruim 21 miljoen voor de komende drie jaren.
Niets bleek minder waar.
De Tweede Wereldoorlog blijft mensen intrigeren, ook vele decennia en wellicht eeuwen later. Dat zien we ook bij andere, grote historische gebeurtenissen die hun sporen in de samenleving hebben nagelaten. Zoals de 80-jarige oorlog, of dichterbij, de Eerste Wereldoorlog, waar later vanmiddag Jay Winter over spreekt. De belangstelling voor die oorlog is in de ons omringende landen nog steeds groot. En ongetwijfeld hebben mensen daar nu andere interesses en vragen over dan hun grootouders 85 jaar geleden, vlak na de Eerste Wereldoorlog.
Het is daarom dat het zo belangrijk is dat we nu zoveel mogelijk materiaal uit de Tweede Wereldoorlog conserveren en archiveren. Materiaal waarvan we denken dat het bijzonder is en waarvan we verwachten dat het toekomstige vragen kan beantwoorden. En naar mate de Tweede Wereldoorlog verder achter ons komt te liggen en het aantal mensen dat de oorlog heeft meegemaakt afneemt, neemt het belang van dit materiaal toe. We hebben het nodig om onze geschiedenis te begrijpen, nu én later.
Natuurlijk stuiten we daarbij op het probleem dat we, bij de keuze van wat we wel of niet bewaren, redeneren vanuit wat we nù belangrijk en interessant vinden. We kunnen onmogelijk weten welke vragen generaties na ons over de Tweede Wereldoorlog gaan stellen.
Dat probleem lossen we nooit helemaal op, laat ik dat voorop stellen.
Maar we kunnen er wel zo goed mogelijk rekening mee houden. Daarom wordt voor het erfgoedprogramma een onafhankelijke toetsingscommissie ingesteld, bestaande uit deskundigen uit de historische- en erfgoedwereld. Aan hen de taak om te adviseren over het materiaal zelf of over de vergoedingen en subsidie die worden verstrekt. Zij zullen dit doen op basis van het 'waardestellend kader Erfgoed van de Oorlog'. Dat kader vindt u terug in het beleidskader in uw congresmap.
Dit beleidskader gaat uit van drie soorten activiteiten waarvoor u subsidie kunt aanvragen.
Ten eerste gaat het om activiteiten gericht op behoud van materiaal.
Ten tweede zullen we activiteiten subsidiëren die de toegankelijkheid van materiaal vergroten. En ten derde gaat het om activiteiten die het erfgoed van de oorlog onder de aandacht kunnen brengen van een breed publiek.
Voor de precieze voorwaarden waaronder ik een subsidie kan toekennen wil ik u verwijzen naar het beleidskader.
Maar ik wil u toch twee dingen nog meegeven:
Allereerst is het natuurlijk enorm belangrijk dat alles wat wij onder de vlag van Erfgoed van de Oorlog gaan ondernemen, een langdurig effect heeft. Het heeft natuurlijk geen zin een collectie te conserveren die daarna weer in een vochtige kelder belandt. Dat betekent dat we eisen stellen aan de duurzaamheid van uw plannen.
En ten tweede wil ik er met nadruk op wijzen dat het programma Erfgoed van de oorlog is bedoeld voor álle instellingen en organisaties die in het bezit zijn van materiaal dat betrekking heeft op de Tweede Wereldoorlog. Dat materiaal krijgt betekenis als het beschikbaar is en gebruikt kan worden. Pas dan kan de Tweede Wereldoorlog zijn betekenis houden, ook voor het heden en de toekomst. Ik hoop dat u - samen met ons - gaat nadenken over de manier waarop uw materiaal hieraan kan bijdragen.
En ik hoop daarbij dat u zich niet laat weerhouden door de gedachte dat wat u in uw bezit hebt ‘misschien niks voorstelt’. Juist alledaags materiaal van particulieren kan heel waardevol zijn. Zoals bijvoorbeeld de filmbeelden die mensen hebben gemaakt van joodse burgers die uit hun huizen werden gehaald voor transport naar Westerbork. De beelden die we daarvan hebben komen van gewone mensen die dit stiekem hebben gefilmd en niet van professionele filmers of fotografen.
Ik ben dan ook blij met de actie Niet Weggooien die eerder dit jaar van start is gegaan. Daardoor zijn mensen aangespoord nog eens goed te kijken naar de spullen uit de Tweede Wereldoorlog die ze thuis hebben. Dat heeft weer veel ‘nieuw’ filmmateriaal uit Nederland en Nederlands-Indië opgeleverd, evenals dagboeken. En nog steeds komt er materiaal binnen, materiaal dat veelal een perfecte aanvulling is op de officiële documenten.
Dames en heren, ik sluit af.
En dat wil ik doen met de vaststelling dat het archiveren en toegankelijk maken van het erfgoed van de Tweede Wereldoorlog in het verlengde ligt van de ereschuld die wij hebben ten aanzien van de slachtoffers van deze oorlog.
Hun verhaal moet verteld blíjven worden.
En als zij dat zelf niet meer kunnen, moet dat gedaan worden door de verhalen die ze hebben laten opschrijven en de materialen die getuigen van hoe de oorlog was. Om nog zoveel mogelijk eigen verhalen van overlevenden te verzamelen wordt als onderdeel van het programma Erfgoed van de oorlog, het project Getuigen Verhalen gestart: de geschiedenis opgetekend uit de mond van ooggetuigen.
Dat levert uniek materiaal op.
Niet alleen voor toekomstige historici, maar ook voor toekomstige scholieren. Nu staan nog geregeld mensen voor de klassen die zelf de oorlog hebben meegemaakt. En uit de reacties van leerlingen blijkt dat hun verhalen meer effect hebben dan tientallen lesboeken. Maar binnen afzienbare tijd is dat niet meer mogelijk en dan zijn de gefilmde interviews een goed alternatief.
Uit eigen ervaring weet ik dat dat erg indrukwekkende beelden kunnen zijn. Ik zal nooit vergeten hoe de film Shoah van Claude Lanzmann mij eind jaren 80 raakte toen die werd uitgezonden op de Nederlandse tv.
Kortom dames en heren, om het verhaal van de oorlog te kunnen blijven vertellen, wil ik u vragen uw eigen collecties nog eens goed tegen het licht te houden. En maak gebruik van de 21 miljoen subsidie die ik beschikbaar heb gesteld. Natuurlijk kan niet elke aanvraag gehonoreerd worden. Maar waar het mij omgaat, is dat we de komende jaren, voordat het te laat is, alles in het werk stellen om ons Erfgoed van de Oorlog veilig stellen.