Tienjarig jubileum VSSS
Alleen de uitgesproken tekst geldt.
Dames en heren,
We kunnen het ons anno 2007 bijna niet meer voorstellen, maar wanneer verladers, expediteurs en transportbedrijven tien jaar geleden dachten aan goederenvervoer, stond hun vrijwel uitsluitend wegvervoer op het netvlies. De gestage opmars van de kustvaart – of shortsea-vervoer, zoals iedereen het tegenwoordig noemt – mag dan ook een succes heten. Aan die opmars heeft het Voorlichtingsbureau Shortsea Shipping een belangrijke bijdrage geleverd. Dat shortsea-vervoer inmiddels een begrip is, is voor een groot deel aan het voorlichtingsbureau te danken. Daarom feliciteer ik het bureau, niet alleen met het tienjarig jubileum maar ook met dit wapenfeit en met de overige resultaten die het in de afgelopen tien jaar heeft bereikt.
Het motto van deze jubileumbijeenkomst mag dan ‘Een duik in toekomst’ zijn, ik kan het niet laten om ter gelegenheid van het jubileum eerst even stil te staan bij de geschiedenis van het Voorlichtingsbureau.
In de jaren negentig was, net als tegenwoordig, filevrij van A naar B gaan de droom van politici. Een van de manieren om die droom werkelijkheid te laten worden, was alternatieven te bedenken voor vervoer over de weg. Het oog van de politici viel op shortsea-vervoer, dat ze als commercieel aantrekkelijk beschouwden.
Het lag dus voor de hand dat de overheid de ontwikkeling van shortsea ging stimuleren. Toen ze daar eenmaal toe had besloten, constateerde ze al snel een belangrijk knelpunt. Potentiële gebruikers ontbrak het aan kennis over de mogelijkheden van deze manier van vervoer. Daarom richtte mijn ministerie in 1995 de Nederlandse Ronde Tafel ‘Shortsea’ op. Aan dit overleg hadden behalve vertegenwoordigers van de overheid ook vertegenwoordigers van partijen uit de hele logistieke keten deel. Het doel van de Ronde Tafel was de kansen en de bedreigingen voor de ontwikkeling van shortsea in kaart te brengen en concrete acties te formuleren.
Een van de kansen was de sector meer informatie te laten verstrekken aan verladers, expediteurs en transportbedrijven. Structurele voorlichting en informatieverstrekking waren begrijpelijkerwijs niet de sterkste punten van de sector. Shortsea-ondernemers traden soms autonoom op en waren zelf te klein om die voorlichtende en informerende taak op zich te nemen. Maar intussen maakte onbekend wél onbemind. Onderzoek wees uit dat verladers en expediteurs die gebruikmaakten van shortsea-vervoer er positief over waren, maar dat niet-gebruikers soms een ronduit negatief beeld hadden.
Om de sector bekender te maken en negatieve vooroordelen weg te nemen, nam de Ronde Tafel het initiatief tot het Voorlichtingsbureau Shortsea Shipping. Het bureau werd in 1997 door de sector opgericht, met hulp van een subsidie van Verkeer en Waterstaat. Het bureau werd algauw een succes. Een van de wapenfeiten is het Short Sea Journaal, dat sinds 2000 in een oplage van 4650 exemplaren verschijnt.
Maar het Voorlichtingsbureau deed meer dan promotie en voorlichting alleen. Stilaan ontwikkelde het zich tot spreekbuis van en aanspreekpunt voor de sector. Daarmee droeg het bij aan een betere organisatie van het aanbod. Tot de komst van het bureau was de sector versnipperd en sloten de diensten niet aan op de behoeften van verladers. Inmiddels is het aanbod verbeterd, is de vraag gestimuleerd en zijn de randvoorwaarden infrastructuur, regelgeving, milieu en veiligheid genoegzaam bekend. De taakverdeling is bovendien duidelijk: de sector ontwikkelen is de taak van de markt, de verantwoordelijkheid voor de randvoorwaarden ligt bij de overheid.
In de afgelopen tien jaar heeft de overheid het voorlichtingsbureau leren kennen als belangrijkste instrument voor de ontwikkeling van het shortsea-vervoer. Het succes ervan valt op te maken uit het feit dat het in vrijwel elke lidstaat van de Europese Unie navolging vond. Dit eerste voorlichtingsbureau Short sea shipping van Europa werd bovendien de drijvende kracht achter een Europees netwerk van ongeveer twintig voorlichtingsbureaus. Samen met ons ministerie heeft het bureau constant en actief geopereerd, waarvoor ik alle medewerkers van harte wil bedanken.
Tot zover mijn overzicht van de geschiedenis van het voorlichtingsbureau en van de heilzame invloed die het op de sector heeft uitgeoefend. Tijd, lijkt me, om indachtig het motto van vandaag vooruit te blikken. Een duik in de toekomst is, als het om shortsea-vervoer gaat, wat mij betreft geen sprong in het duister.
Shortsea maakt de laatste jaren een onstuimige groei door, vergelijkbaar met die van het wegvervoer. Het containervervoer via shortsea is in de afgelopen tien jaar maar liefst verdubbeld. In de afgelopen vijf jaar groeide het shortsea-vervoer zelfs zo’n 25 procent. Uitgedrukt in tonnen per kilometer, neemt het wegvervoer 45 procent van al het Europese vrachtvervoer voor zijn rekening. Voor shortsea bedraagt dat percentage inmiddels al 40.
Maar daarmee is de capaciteit van deze vervoersvorm nog lang niet volledig benut. Mede om die reden heeft voormalig minister Peijs gemeend dat het voorlichtingsbureau zijn werk moet kunnen voortzetten en heeft ze de financiering van 50 procent van het bureau tot 2010 verlengd. De andere helft is voor rekening van het bedrijfsleven, dat uiteraard belang heeft bij de verdere ontwikkeling van de sector.
Maar behalve rechtstreekse ondersteuning van het bureau doet de Nederlandse overheid nog veel meer om verdere groei van shortsea mogelijk te maken. Terecht stond shortsea hoog op de agenda tijdens het Nederlandse EU-voorzitterschap in 2004. Daardoor hebben de EU-landen de prioriteiten voor de toekomstige ontwikkeling van shortsea-vervoer kunnen vaststellen. Shortsea-ondernemers in alle Europese landen moeten dezelfde kansen en verplichtingen krijgen, administratieve procedures en inspecties moeten evenals de veiligheidsregimes binnen de EU tot een minimum worden beperkt en vereenvoudigd, en er moeten meer zogeheten elektronische one-stop-shops in de havens komen. Dat drukt de kosten voor shortsea-vervoer nog verder omlaag.
Andere belangrijke punten zijn dat shortsea beter moet worden geïntegreerd in de logistieke keten, dat het aanbod verder moet worden verbeterd en dat shortsea nog efficiënter moet worden en nog meer moet concurreren. De sector zal daar zelf voor moeten zorgen dankzij innovaties en nieuwe hightech-toepassingen.
Toch staat de sector er niet alleen voor. Er zijn samenwerkingsmogelijkheden te over. De voorlichtingsbureaus voor shortsea-vervoer vinden ongetwijfeld een gewillig oor bij bevoorradingsketens in het achterland. En ze zouden moeten optrekken met de voorlichtingsbureaus van spoor en binnenvaart. Ook hier neemt het bureau weer de rol van voortrekker op zich. Het zit immers in één gebouw met het voorlichtingsbureau RailCargo Information Netherlands en stemt zijn werk inmiddels ook af met het Bureau Voorlichting Binnenvaart. Deze samenwerking verder gestalte geven is een belangrijke opgave voor de komende jaren, zodat straks sprake is van structurele, duurzame samenwerking binnen één bureau voor deze drie verschillende vervoersmodaliteiten.
Laat ik, tot slot, nog twee zaken noemen die voor de toekomstige ontwikkeling van de shortsea-sector van cruciaal belang zullen zijn. Allereerst zijn dat de zogeheten Motorways of the Sea, zeesnelwegen voor het vervoer van de 21ste eeuw die deel moeten gaan uitmaken van het trans-Europese transportnetwerk. Ze bedienen zich van verschillende manieren van vervoer, met een hoofdrol voor shortsea-vervoer. De Europese Commissie geeft geld voor de ontwikkeling van deze zeesnelwegen, maar hoe en waar die precies tot stand zullen komen is nog onduidelijk. Daarom is ons er des te meer aan gelegen de stappen van de Commissie op de voet te volgen. Op die manier maken voorstellen van ons bedrijfsleven kans van slagen bij de Commissie en kunnen we voor ons land een voortrekkersrol blijven bevechten.
Punt twee is het milieu. Voor het nieuwe kabinet is dat een speerpunt. Het hecht aan een ambitieuze en snelle aanpak van luchtverontreinigende emissies van zeeschepen. Vergeleken met andere modaliteiten biedt shortsea-vervoer onmiskenbaar milieuvoordelen, zoals minder energieverbruik, minder uitstoot van kooldioxide en voorkoming van congestie. Maar een nadeel is dat zeevaart aanzienlijk bijdraagt aan luchtvervuiling. De Nederlandse overheid blijft de sector stimuleren daar iets aan te doen en spant zich zelf in om internationale afspraken te maken om de luchtverontreiniging terug te dringen.
Dames en heren,
Ook voor de overheid is het vandaag een feestelijke dag. Ik ben blij én trots dat ik u als degene die namens de Nederlandse regering is belast met zeevaart en shortsea shipping kan meedelen dat we een eerste doelstelling van de Nota Mobiliteit hebben gehaald. En die ligt, het verbaast u niet, op uw terrein. De doelstelling voor shortsea-vervoer in de Nota Mobiliteit is dat het intra-Europese containervervoer over water en van en naar Nederland in 2010 naar 40 miljoen ton moet zijn gestegen. U hoort het goed: 2010. Maar uit onderzoek blijkt dat deze doelstelling nú al is gehaald.
Was dat mogelijk geweest zonder de inspanningen van het Voorlichtingsbureau Shortsea Shipping? Zeker zullen we het nooit weten, maar ik vermoed van niet. Uw bureau heeft shortsea-vervoer in Nederland op de kaart gezet en een flinke impuls aan de ontwikkeling ervan gegeven. Ik wens het voor de toekomst minstens zo veel succes als het in de afgelopen tien jaar heeft gehad.
Dank u wel.